PD Eindles

Toetsweek
Maatschappijleer: Hoofdstuk 1 Parlementaire Democratie
§1 t/m §6
1 / 22
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Toetsweek
Maatschappijleer: Hoofdstuk 1 Parlementaire Democratie
§1 t/m §6

Slide 1 - Slide

Leerdoel 1/8
Je kunt uitleggen wat maatschappelijke problemen zijn. Je kent het onderscheid tussen een maatschappelijk probleem en een politiek probleem. Je kunt de begrippen 'waarden', 'normen' en 'belangen' in verband brengen met maatschappelijke problemen. Je kunt werken met de begrippen 'macht', 'machtsbases', 'soevereiniteit', 'overheid' en 'staat'.

Slide 2 - Slide

Hoeveel kenmerken heeft een maatschappelijk probleem?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van een maatschappelijk probleem?

Slide 4 - Open question

Leerdoel 2/8
Je kunt uitleggen wat democratie inhoudt. Je kent de formele en niet-formele kenmerken van democratie. Je kent de verschillen tussen directe en indirecte democratie

Slide 5 - Slide

Formele kenmerken democratie
Vrije en geheime verkiezingen
grondrechten zijn vastgelegd in een grondwet
onafhankelijke rechterlijke macht

Slide 6 - Slide

Leerdoel 3/8
Je kunt uitleggen hoe de structuur van de representatieve democratie eruitziet op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau

Slide 7 - Slide

Hoe noemen we het dagelijks bestuur van de provincie?
A
Kabinet
B
Provinciale Staten
C
Eerste Kamer
D
Gedeputeerde Staten

Slide 8 - Quiz

Leerdoel 4/8
Je kunt uitleggen wat de kenmerken zijn van de verschillende politieke stromingen. Je kunt uitleggen welke standpunten passen bij welke politieke stromingen en partijen

Slide 9 - Slide

Bij welke stroming hoort de SP?
A
Sociaal-democratisch
B
Ecologisch
C
Liberaal
D
Christen-democratisch

Slide 10 - Quiz

Waar staat de afkorting 'SP' voor?
A
Socialistisch Pact
B
Socialistische Partij
C
Streng en Pover
D
Stapel Partijen

Slide 11 - Quiz

Leerdoel 5/8
Je kunt uitleggen hoe de verhouding tussen parlement en regering in Nederland eruitziet. Je kent de verschillende bevoegdheden van het parlement en kan wetgevende bevoegdheden van controlerende bevoegdheden onderscheiden. Je kent het proces van de kabinetsformatie. Je kunt de rol van de Koning beschrijven

Slide 12 - Slide

Wat is GEEN motie?
motie van ...
A
wantrouwen
B
afkeuring
C
troost
D
treurnis

Slide 13 - Quiz

Leerdoel 6/8
Je kunt uitleggen welke actoren een rol spelen in het proces van politieke besluitvorming. Onder deze actoren worden ook verstaan niet verkozen actoren als pressiegroepen, ambtenaren en massamedia. Je kunt de belangen en de machtsmiddelen van deze actoren benoemen en de fases waarin zij betrokken zijn in het besluitvormingsproces

Slide 14 - Slide

Wat wordt ook wel de vierde macht genoemd?
A
De wetgevers
B
De ambtenaren
C
De media
D
De Koning

Slide 15 - Quiz

Leerdoel 7/8
Je kunt uitleggen hoe de EU is ontstaan en hoe de politieke besluitvorming binnen de EU is georganiseerd

Slide 16 - Slide

Europese Unie
Begonnen met de EGKS in 1951
(vrede, welvaart en veiligheid)

Slide 17 - Slide

Wat zat niet van het begin af aan in de EGKS?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Engeland
D
Duitsland

Slide 18 - Quiz

Leerdoel 8/8
Je kunt uitleggen welke discussies er spelen met betrekking tot de Europese eenwording

Slide 19 - Slide

Toets maatschappijleer

Slide 20 - Mind map

Afgelopen periode
Evaluatie

Slide 21 - Mind map

Tabel organisatie van bestuur
Maak een overzichtelijke tabel waarin je 4 kolommen maakt
Europa - Rijk - Provincie - Gemeente

Zet in elke kolom wie de uitvoerende taak en de controlerende taak heeft. Zie je de gelijkenis?

Slide 22 - Slide