Present Perfect 2e les
1 / 16
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Uit welke twee werkwoorden bestaat de present perfect?
Slide 2 - Open question
Wanneer gebruik je de present perfect?
A
Wanneer je het hebt over iets wat is gebeurd en is afgelopen
B
Wanneer je het hebt over ervaringen
C
Wanneer je het hebt over iets wat te maken heeft met het verleden en heden
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Uit welke twee werkwoorden bestaat de present perfect?
Slide 5 - Open question
Wanneer gebruik je de present perfect?
A
Wanneer je het hebt over iets wat is gebeurd en is afgelopen
B
Wanneer je het hebt over ervaringen
C
Wanneer je het hebt over iets wat te maken heeft met het verleden en heden
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Fill in the correct verb.
Never have I ever ____ (break) a bone.
Never have I ever ____ (break) a bone.
Slide 8 - Open question
Fill in the correct verb.
Never have I ever ____ (sleepwalk)
Never have I ever ____ (sleepwalk)
Slide 9 - Open question
Fill in the correct verb.
Never have I ever ____ (forget) to do my homework.
Never have I ever ____ (forget) to do my homework.
Slide 10 - Open question
Fill in the correct verb.
Never have I ever ____ (fall) asleep in class.
Never have I ever ____ (fall) asleep in class.
Slide 11 - Open question
Fill in the correct verb.
Never have I ever ____ (be) on an airplane.
Never have I ever ____ (be) on an airplane.
Slide 12 - Open question
Fill in the correct verb.
Never have I ever ____ (scream) because I saw a spider.
Never have I ever ____ (scream) because I saw a spider.
Slide 13 - Open question
Hoe zeg je:
Ik woon al sinds dat ik ben geboren in Beuningen
Ik woon al sinds dat ik ben geboren in Beuningen
Slide 14 - Open question
Hoe zeg je:
Ik ken haar al twee jaar
Ik ken haar al twee jaar
Slide 15 - Open question
Ik weet hoe ik de present perfect moet toepassen.
Ja
Beetje
Nee
