5.1: vouloir/pouvoir

ce cours du 29 janvier
vouloir/pouvoir

VIFE : Fenna Visser
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

ce cours du 29 janvier
vouloir/pouvoir

VIFE : Fenna Visser

Slide 1 - Slide

Wat ga ik deze les leren?
  1. De werkwoorden vouloir (=willen) en pouvoir (=kunnen) vervoegen in de présent.
  2. Zinnen vertalen van Frans naar Nederlands (aanwijzend voornaamwoord, vocabulaire, vouloir/pouvoir).

Slide 2 - Slide

Planning
  • Magister
  • Pouvoir/vouloir
  • Vertalen

Slide 3 - Slide

Magister
  • Aanwezig
  • Op tijd
  • Boeken mee
  • Huiswerk gemaakt

Slide 4 - Slide

Toets chapitre 3
Jeudi 8 février (toetsmoment 1e uur)
  • vocabulaire (mots + phrases): F-N/N-F
  • nombres (0-1000): F-N
  • grammaire: aanwijzend voornaamwoord, vouloir/pouvoir
  • écrire: kort verhaal schrijven met phrases-clés
  • lire: een tekst lezen en vragen beantwoorden

Slide 5 - Slide

Vouloir/pouvoir (p. 124)
  • Onregelmatige werkwoorden
  • Vervoegingen lijken op elkaar: waar zie je dat terug?
  • Waarom zijn deze twee werkwoorden handig om te kennen in het thema van dit hoofdstuk? (iets kopen)
  • En classe: ex. 31c

Slide 6 - Slide

Vouloir/pouvoir (p. 124)
  • Faire: ex. 31de, 32 (zonder dobbelen), 33
  • Aide: grammaire p. 124, voca ABEF
  • Fini? ex. 31f, uitschrijven rijtjes vouloir/pouvoir
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Traduire
Vertaal de volgende zinnen
  1. Je veux acheter ce pantalon.
  2. Il peut dépenser six-cent-soixante-quatorze euros.
  3. Ils veulent essayer ces chaussures.
  4. Nous pouvons porter cet objet ?

--> Aide: vocabulaire + grammaire p. 128-131
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Traduire
Vertaal de volgende zinnen
  1. Ik wil deze broek kopen.
  2. Hij kan zeshonderdvierenzeventig (674) euro uitgeven.
  3. Zij willen deze schoenen passen.
  4. Kunnen wij dit object dragen?

Wat viel op aan de volgorde van de werkwoorden?

Slide 9 - Slide

Wat heb ik geleerd?
  1. Ik weet hoe ik de werkwoorden vouloir en pouvoir kan vervoegen (tu .../nous...).
  2. Ik heb zinnen vertaald van Frans naar Nederlands met een herhaling van de grammatica en vocabulaire.

Slide 10 - Slide

Devoirs
  • Faire: ex. 31de, 33
  • Apprendre: vervoegingen van vouloir/pouvoir (p. 124/131), vocabulaire E (10 mots)

Slide 11 - Slide