What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Onregelmatige werkwoorden; vouloir - pouvoir + aller - faire - avoir - être et les chiffres
Wat er wordt behandeld tijdens het toetsweek
-
- Je leert woorden A, B, E, F fr-nl nl-fr p.128-129
- Je leert zinnen C, G p.130
- Je kunt tot 1000 tellen p.130
- je kent de werkwoorden être, avoir, faire, aller en pouvoir en vouloir in het tegenwoordige tijd p. 166
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat er wordt behandeld tijdens het toetsweek
-
- Je leert woorden A, B, E, F fr-nl nl-fr p.128-129
- Je leert zinnen C, G p.130
- Je kunt tot 1000 tellen p.130
- je kent de werkwoorden être, avoir, faire, aller en pouvoir en vouloir in het tegenwoordige tijd p. 166
Slide 1 - Slide
Planning
1. Mini uitleg vouloir & pouvoir
2. LessonUp over de werkwoorden
3. oefenen met luisteren
Slide 2 - Slide
De Getallen in het Frans t/m 1000
Slide 3 - Slide
Les chiffres
Even herhalen:
de cijfers
Slide 4 - Slide
Onregelmatige werkwoorden
In deze LessonUp herhaal je alle onregelmatige werkwoorden die je tot nog toe geleerd hebt
+
we leren twee nieuwe werkwoorden
Slide 5 - Slide
vouloir en pouvoir
We beginnen met deze werkwoorden uit GL - Chapitre 3
Leerdoelen:
ik kan
vouloir en pouvoir
vervoegen
ik weet wat
vouloir en pouvoir
betekenen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
'vouloir' betekent...
Slide 9 - Open question
'pouvoir' kan twee vertalingen hebben in het Nederlands; welke?
Slide 10 - Open question
Hierna volgt een video met de vervoeging van
vouloir
en
pouvoir
.
Slide 11 - Slide
In je werkboek vind je het overzicht terug bij
Chapitre 3 - H. Grammaire p.124-123
Slide 12 - Slide
je veux
A
ik wil
B
ik kan
C
jij wil
D
jij kan
Slide 13 - Quiz
nous pouvons
A
wij willen
B
wij kunnen
C
wij mogen
D
wij hebben
Slide 14 - Quiz
zij wil
A
elle peut
B
elle veut
C
elle peux
D
elle veux
Slide 15 - Quiz
u kan
A
nous voulons
B
nous pouvons
C
vous voulez
D
vous pouvez
Slide 16 - Quiz
hij kan
Slide 17 - Open question
jullie willen
Slide 18 - Open question
zij mogen
Slide 19 - Open question
Let op!
Na 'vouloir' komt dus meestal nog een volledig werkwoord.
Dit werkwoord staat onmiddellijk na de vervoeging van vouloir.
Je veux
manger
une glace.
Ik wil
een ijsje
eten.
Slide 20 - Slide
vertaal: Mag ik televisie kijken?
A
Je veux regarder la télé?
B
Je peux regarder la télé?
C
Je veux la télé regarder?
D
Je peux al télé regarder?
Slide 21 - Quiz
Let op!
Na 'pouvoir' komt dus meestal nog een volledig werkwoord.
Dit werkwoord staat onmiddellijk na de vervoeging van pouvoir.
Je peux
acheter
une glace.
Ik mag
een ijsje
kopen
.
Slide 22 - Slide
vertaal: zij wil in het zwembad zwemmen
A
elles veulent nager dans la piscine.
B
elle veut nager dans la piscine.
C
ils veulent nager dans la piscine.
D
il veut nager dans la piscine.
Slide 23 - Quiz
zij willen
A
ils voulent
B
ils veulent
Slide 24 - Quiz
jij kan
Slide 25 - Open question
andere onregelmatige werkwoorden
Je hebt al andere onregelmatige werkwoorden geleerd:
avoir – être
aller – faire
Ken je ze nog?
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Être= zijn Avoir = hebben
ik ben= je suis ik heb= j'ai
jij bent= tu es jij hebt= tu as
hij/zij is = il/elle est hij/zij heurt= il/elle a
wij zijn= nous sommes wij hebben= nous avons
jullie zijn= vous êtes jullie hebben= vous avez
zij zijn= ils/ elles sont zij hebben= ils/elles ont
Slide 28 - Slide
Aller= Gaan Faire= Doen
ik ga= je vais ik doe= je fais
jij gaat= tu vas, jij doet = tu fais
hij/zij ga= il/ elle va hij/elle doe= il/elle fait
wij gaan= nous allons wij doen= nous faisons
jullie gaan= vous allez jullie doen= vous faites
zij gaan= ils/ elles vont zij doen= ils/elles font
Slide 29 - Slide
ik heb
A
j'ai
B
je suis
C
je fais
D
je vais
Slide 30 - Quiz
tu fais
A
jij wil
B
jij kan
C
jij doet
D
jij bent
Slide 31 - Quiz
il va
A
hij is
B
hij gaat
C
hij maakt
D
hij heeft
Slide 32 - Quiz
nous sommes
A
wij hebben
B
wij zijn
Slide 33 - Quiz
vous faites
A
jullie maken
B
jullie zijn
Slide 34 - Quiz
avoir
être
aller
faire
zijn
hebben
maken / doen
gaan
Slide 35 - Drag question
Een handige site om werkwoorden te oefenen
Verbuga.eu
http://verbuga.eu/mise.html
Slide 36 - Slide
ik kan avoir - être - aller - faire vlot vervoegen
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 37 - Poll
Les devoirs
Maak de opdrachten bij bron H (Chapitre 3)
Maken: 31acd, 32ad p.124-125-126
Leren woorden F p.129
Slide 38 - Slide
More lessons like this
Onregelmatige werkwoorden; vouloir - pouvoir + aller - faire - avoir - être et les chiffres
March 2023
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Onregelmatige werkwoorden; vouloir - pouvoir + aller - faire - avoir - être et les chiffres
10 days ago
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Onregelmatige werkwoorden; vouloir - pouvoir + aller - faire - avoir - être
June 2023
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Oefenen met onregelmatige ww deel 1
June 2023
- Lesson with
40 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
V3 module 2Formatief toetsje Futur du présent + voca
December 2022
- Lesson with
29 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
2havo werkwoorden
December 2022
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Faire , ww-er, être, avoir, aller,faire, pouvoir, vouloir
May 2024
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3
onregelmatige werkwoorden H3/V3
June 2020
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3