week 5 - les 1

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

• écouter
• les devoirs
• la grammaire / het bijvoeglijk nmw

Le but: à la fin de ce cours:

• heb ik geoefend voor mijn luistertoets en met spreken
• snap ik hoe het bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt in het Frans

edpuzzle.com

Overhoren woordjes 

Ik zeg een zin in het Frans

Als ik begin te zwaaien schrijf je dat woord op. 

Versta je het en schrijf je het goed?

Overhoren woordjes - schrijf op

Le rez-de chaussée

le premier étage

la deuxième rue à droite

le canapé

ici

il décrit

à côté de - sous - devant

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	petit	petit e
meervoud	petit s	petit es

Schrijf op!

En nog een keer ......

mannelijk enkelvoud = -

mannelijk meervoud = +s

vrouwelijk enkelvoud = +e

vrouwelijk meervoud = +es

Maar..... let op !

 Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.

• Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.

Un garçon français.          -->           Deux garçons français.

• Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s.

Bij vrouwelijk enkelvoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra...

1. e
2. s
3. es
4. niks

Mannelijk meervoud krijgt ..

1. e
2. s
3. es
4. niks

Kies de juiste vorm:
Elle a une ___ jupe.

1. joli
2. jolie

Kies de juiste vorm:
La série est ___.

1. intéressant
2. intéressante

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.

1. grand
2. grande

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats (m) ___ .

1. noirs
2. noir

Kies de juiste vorm:

Elle porte une robe ____

1. rouge
2. rougee
3. rouges

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Un film intéressant.

Normaal staan de bijvoeglijk naamwoorden in het Frans

 achter het zelfstandig naamwoord.

Maar deze staan ervóór 

Kies de juiste volgorde:
Léa est une ___.

1. jolie fille
2. fille jolie

Kies de juiste volgorde:
Et Jules est un ___.

1. garçon beau
2. beau garçon

Kies de juiste volgorde:
Je suis une ___.

1. fille française
2. française fille

Kies de juiste volgorde:
Elle porte un ___

1. pantalon noir
2. noir pantalon

een aardige jongen

un

garçon

sympa

une

een mooi meisje 

un

fille

belle

une

beau

een nieuwe buurman

un

voisin

nouveau

une

nouvelle

Les devoirs

vrijdag 27 jan: apprendre 4 

woensdag 1 febr: apprendre 4 en 6

vrijdag 3 febr: apprendre 5, 6, 7

woensdag 8 febr : apprendre 8 en 10

vrijdag 10 febr: apprendre 9

woensdag 15 febr - alle apprendres

Vrijdag 17 februari - luistertoets

thiememeulenhoff.bbvms.com

Exercices 16c en 16d

mettre - aandoen

interro - overhoring

chaussures - schoenen (f)

wit - blanc

aardig - gentil

beste - meilleur

nieuw - nouveau

rustig - calme

mooi - beau/belle

Nederlands - hollandais

verschrikkelijk - horrible

zwart - noir

rok - jupe (f)

auto - voiture (f)

groen - vert

rood - rouge

overhemd - chemise (f)

maat - taille (f)

goed - bon, bonne

leraar - prof

streng - strict

bloemen - fleurs

geel - jaune

ouders - parents (m pl)

sportief - sportif