Schrijfvaardigheid P4

Schrijfvaardigheid
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Slide

In deze paragraaf leer je:
  • Teksten schrijven waarin je overtuigt met argumenten
  • Een volgorde in een tekst aanbrengen (inleiding, kern, slot
  • Alinea's maken
  • Actief formuleren

Slide 2 - Slide

overtuigende tekst
Een overtuigende tekst noem je ook wel een betoog
Als je vertelt waarom je iets vindt ,geef je een argument.

Slide 3 - Slide

Een tekst bestaat vaak uit:
  • Inleiding
  • kern
  • slot

Slide 4 - Slide

Een instructie tekst
  • schrijf je stap voor stap
  • beginnen vaak met een werkwoord
  • heeft korte zinnen
  • staan duidelijke afbeeldingen
  • staan signaalwoorden van volgorde

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden van 'volgorde'
Eerst
Daarna
Terwijl
Alvast
Vervolgens

Slide 6 - Slide

Actief formuleren (blz. 32)
 Formuleer zin a, b en c actief. (kort maar krachtig)
Veel leerlingen zitten tijdens de les op hun mobieltje te kijken.
a. Daar kan best iets aan gedaan worden door de directie.
b. Mobieltjes in de les moeten gewoon meteen verboden worden.
c. Er zal dan door de leerlingen veel beter opgelet worden.




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Oproep schrijven
Een oproep is een dringende vraag aan anderen om iets te doen.
Bijvoorbeeld: om samen te gaan feesten, sporten of samen iemand te gaan helpen.

Slide 10 - Slide

Hoe ziet een oproep eruit?
Kop: trekt de aandacht; bijvoorbeeld door gebruik van grote of gekleurde letters.
Inleiding: er wordt uitgelegd waar het om gaat.
Kern: informatie die de lezer nodig heeft zoals datum en tijd.
Slot: hier zie je waar je meer informatie kunt krijgen.
 

Slide 11 - Slide

Kop / titel / slogan
Om de aandacht te trekken zorg je voor een:
  •  pakkende titel of slogan
  • schrijf je korte zinnen.
  • spreek je de lezer rechtstreeks aan.


Slide 12 - Slide

Argumenten
Een argument gebruik je om een reden waarom je iets doet of niet doet te onderbouwen. 
Je legt hier dus uit waarom je de oproep doet.
(Kijk in je opdracht goed hoeveel argumenten je moet geven).

Slide 13 - Slide

Schrijf een oproep
Je wil een feest organiseren, maar kan dit niet alleen.
  • Schrijf een enthousiaste oproep voor je vrienden
  • Vraag je vrienden wie er mee wil helpen. (argumenten)
  • Vertel waarom je dit feest wil organiseren. (argumenten)
  • Zet in je oproep wanneer én waar je dit wil bespreken.

Slide 14 - Slide

 Je hebt 30 minuten de tijd
  • Verzin een titel en schrijf die op.
  • Schrijf een inleiding.
  • Schrijf een kern.
  • Schrijf een slot.
  • Maak gebruik van signaalwoorden van volgorde.
  • Gebruik argumenten.


Slide 15 - Slide