This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Schrijven 5.4 - Oproep
Slide 1 - Slide
Een overtuigende tekst
- Bevat mening + argumenten.
Leg ALTIJD je mening uit, dan gebruik je argumenten.
WAAROM vind je iets?
Bijvoorbeeld:
Ik vind dat (mening), want (argument)
Slide 2 - Slide
Instructie actief formuleren
Als je een zin actief formuleert, maak je duidelijk 'wie' iets doet. Actief geformuleerde zinnen zijn makkelijk te lezen, omdat ze duidelijker zijn. Meestal zijn ze ook korter.
Slide 3 - Slide
Actief formuleren
1. Kort
2. Duidelijk
3. Je weet WIE het doet.
Slide 4 - Slide
Actief geformuleerde zinnen zijn overtuigender.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
https:
Slide 7 - Link
een goede activerende tekst (=oproep)
een pakkende titel of slogan
taalgebruik dat past bij het publiek
de lezer wordt rechtstreeks aangesproken
niet te lang (let bij een opdracht wel op het minimum aantal woorden)
Slide 8 - Slide
Oproep
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Wat is het doel van een oproep?
A
mensen overtuigen van jouw mening
B
mensen overhalen om iets te gaan doen
Slide 12 - Quiz
Wat is in deze tekst de oproep?
Slide 13 - Open question
Een oproep moet enthousiast geschreven zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Reclame en een oproep zijn ...
A
informerende teksten
B
overtuigende teksten
C
activerende teksten
D
amuserende teksten
Slide 15 - Quiz
Wat is in deze tekst de oproep?
Slide 16 - Open question
Wat is een oproep?
A
tekstsoort
B
tekstvorm
C
tekstdoel
Slide 17 - Quiz
Een oproep moet een pakkende titel of slogan hebben.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Tekstdoel van oproep om mee te doen aan een goed doel