Semaine 11 leçon 1 (répéter vêtements, les cheveux, lessonUp Overhoring)

Bonjour et bienvenue!!!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour et bienvenue!!!

Slide 1 - Slide



Que faire:

> doel van de les

> Uiterlijk : het haar 

> oefenen (individueel en in 
2 tallen)

> luisteroefening

Slide 2 - Slide

Deze les leer je hoe je beschrijft wat voor haar iemand heeft en kun je dus nog weer meer over iemand vertellen

Slide 3 - Slide

C'est quel jour aujourd'hui?
Tu as quel âge?
C'est quand ton anniversaire?

Slide 4 - Slide

Les jours de la semaine: de dagen van de week

maandag   lundi
dinsdag   mardi
woensdag   mercredi
donderdag   jeudi
vrijdag   vendredi
zaterdag   samedi
zondag   dimanche

Welke dag is het vandaag? = c'est quel jour aujourd'hui
 Uitspraak : ojoerdwie

Slide 5 - Slide

>>> Vorige les

1) denk na en noteer.


2) In stilte:

noteer de onderwerpen die je tot nu toe allemaal hebt geleerd in de lessen Frans


oefenen voor jezelf (leren)



timer
10:00

Slide 6 - Slide


Les cheveux (het haar)  p. 17 

J'ai les cheveux brun et long (voorbeeld)

il a ...............................

elle a ............................

J'ai les yeux brun ( ik heb bruine ogen)
Il, elle a les yeux brun, bleu, vert

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Lesafsluiting:


Hoe zeg je dus:

hij draagt een zwarte broek en heeft kort bruin haar


zij draagt een gele trui en heeft blond lang haar

Slide 9 - Slide

1. hoe vertaal je: een jurk
A
une robe
B
une jupe
C
une salopette
D
un gilet

Slide 10 - Quiz

2. een ketting
A
un bandeau
B
un bracelet
C
un collier
D
une bague

Slide 11 - Quiz

zoveel mogelijk kleuren in het frans

Slide 12 - Mind map

4. Vertaal: een rugtas
A
un sac à plage
B
un sac à dos
C
un porte-clés
D
un sac de plage

Slide 13 - Quiz

5. schrijf de vertaling op van: een trui

Slide 14 - Open question

6. groen
A
vert
B
jaune
C
blanc
D
beige

Slide 15 - Quiz

7. Schrijf de vertaling op van:
een bril

Slide 16 - Open question

8. een baseball petje
A
un chapeau
B
une cravate
C
un bonnet
D
une casquette

Slide 17 - Quiz

9. hoge hakken
A
des bottes
B
des pantoufles
C
des talons
D
des souliers

Slide 18 - Quiz

10. Vertaal:
hij draagt een joggingbroek

Slide 19 - Open question