This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom
Neem plaats, pak alvast je leesboek en laptop
Nederlands havo 5
Slide 1 - Slide
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Deze les
Ik kan standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen
Ik kan verschillende argumentatieschema's herkennen en benoemen
Slide 3 - Slide
tegenargument en weerlegging
tegenargument gaat tegen standpunt in
weerlegging gaat tegen argument in.
Slide 4 - Slide
Huiswerk
11B: let erop dat je eerst het standpunt en het argument identificeert. Kijk vervolgens op welk onderwerp de reactie ingaat.
4A: ook hier geldt dat en standpunt komt altijd bovenaan
Controleer met de signaalwoorden:
standpunt, want argument
argument, dus standpunt
Slide 5 - Slide
tegenargument en weerlegging
S: Het besluit om gezinshereniging voor vluchtelingen af te schaffen moet worden teruggedraaid
T: Het is een oplossing om de toestroom vluchtelingen te beperken die Nederland zoals blijkt niet aankan (en dus is gezinshereniging afschaffen wel een goed idee)
A: Door het afschaffen raken kinderen afgezonderd van hun ouders die ze nodig hebben om goed op te kunnen groeien.
W: Een kind kan ook goed opgroeien met ándere ouders of verzorgers. (dus is het niet erg als ze afgezonderd raken).
Slide 6 - Slide
tegenargument en weerlegging
Examensyllabus sinds 2020:
Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt of een
argument probeert te weerleggen of te ontkrachten.
Een tegenargument dient om een standpunt of een argument minder
aanvaardbaar te maken.
weerlegging mag je in je boek doorstrepen, want het wordt gelijk gesteld aan het tegenargument
Slide 7 - Slide
Argumentatieschema's
Er zijn verschillende argumentatieschema’s. De argumentatie kan gebaseerd zijn op:
• oorzaak en gevolg;
• kenmerk of eigenschap;
• voor- en nadelen;
• voorbeelden;
• vergelijking;
• autoriteit.
Slide 8 - Slide
oorzaak en gevolg
standpunt = gevolg
argument(en) = oorzaak
Ik denk dat jij een heel goede voetballer bent. Jij bent namelijk elke middag op het veld te vinden.
Slide 9 - Slide
kenmerk of eigenschap
als alle onderdelen van een bepaalde groep een kenmerk hebben, heeft een onderdeel van die groep dat kenmerk ook (vaak niet expliciet genoemd).
Hij zal wel een hekel hebben aan lezen, want hij heeft een NT-profiel (en leerlingen met een NT-profiel houden meer van wiskunde dan van lezen).
Slide 10 - Slide
voor- en nadelen
Je kan voor- én nadelen benoemen of een van de twee.
Je kunt beter wat vaker een boek gaan lezen, want van lezen wordt je inlevingsvermogen vergroot.
Ik zou naar die lezing gaan, omdat je dan een handtekening kan bemachtigen.
Slide 11 - Slide
voorbeelden
Je benoemt een situatie waarin het standpunt toepasbaar is.
Door veel te oefenen kan je een profvoetballer worden. Kijk maar naar Frenkie de Jong.
Roken is slecht voor je. Mijn broer is er namelijk heel ziek van geworden.
Slide 12 - Slide
vergelijking
Je legt 2 gevallen naast elkaar die een overeenkomst hebben. Als het in het ene geval is, dan zou het ook in het andere geval zo (moeten) zijn.
Jij kan wel profvoetballer worden. Het is hem namelijk ook gelukt (en jullie trainen allebei evenveel).
Slide 13 - Slide
autoriteit
Een deskundige of gezaghebbende bron bevestigt het standpunt.
Veel lezen zorgt voor een groter empathisch vermogen, aldus stichting Lezen.
Slide 14 - Slide
Opdracht
Maak H2 P3 opdr. 1 t/m 3 uit het havo-4-boek of maak de online planning