In de tijd van de Oude Grieken ging de natuur flink tekeer. Er zijn vulkaanuitbarstingen, stormen, onweer en bliksem. Daar zijn de Oude Grieken erg bang voor, want ze begrijpen niets van deze natuurverschijnselen. Volgens hen zijn die het werk van goden.
De Oude Grieken geloven dat er héél veel goden en godinnen zijn. Zeus is de oppergod. De baas van alle anderen goden. Ze denken dat Zeus het laat onweren en bliksemen als hij boos is. De Oude Grieken stellen zich hun goden voor, zoals ze zelf willen zijn. Ze lijken net op mensen, maar de goden gaan nooit dood. Ze blijven altijd jong en sterk.
Alle belangrijke gebeurtenissen, zoals feesten waren om goden gerust te stemmen. Er waren 12 belangrijke goden en die woonde op de berg Olympus. De oppergod is Zeus. Zijn broer Poseidon was god van de zee en Apollo de god van de muziek. Veel goden hadden een eigen tempel.