Onder voorwaarden alleen de getuige en de verdachte.
C
Onder voorwaarden eenieder.
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
BOAMBOStudiejaar 1
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wie mogen er worden staande gehouden?
A
Onder voorwaarden alleen de verdachte.
B
Onder voorwaarden alleen de getuige en de verdachte.
C
Onder voorwaarden eenieder.
Slide 1 - Quiz
Van wie mag een identiteitsbewijs worden gevorderd?
A
Indien noodzakelijk, alleen de verdachte.
B
Indien noodzakelijk, alleen de getuige en de verdachte.
C
Indien noodzakelijk, eenieder.
Slide 2 - Quiz
Is een toegangspas tot een streng beveiligde militaire kazerne een identiteitsbewijs waarmee men kan voldoen aan de toonplicht (Wet ID)?
A
Ja.
B
Nee.
Slide 3 - Quiz
Is een toegangspas tot een streng beveiligde militaire kazerne een identiteitsbewijs dat valt onder het vervalsen van een identiteitsbewijs?
A
Ja.
B
Nee.
Slide 4 - Quiz
Van een verdachte kan de identiteit niet worden vastgesteld. Kan de bevoegde opsporingsambtenaar nu een identiteitsfouillering uitvoeren?
A
Ja, dat kan in deze situatie.
B
Ja, maar dan alleen als er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan.
C
Ja, als de verdachte is staande gehouden of aangehouden.
D
Nee, dit is niet mogelijk.
Slide 5 - Quiz
Welke opsporingsambtenaren mogen onder voorwaarden een identiteitsfouillering uitvoeren?
A
Alleen de algemeen opsporingsambtenaar.
B
De algemeen opsporingsambtenaar en de BOA.
C
De algemeen opsporingsambtenaar en de BOA die hier toestemming voor heeft van de Minister van Justitie en Veiligheid.
Slide 6 - Quiz
In welk geval moet de opsporingsambtenaar vingerafdrukken nemen en foto's maken van een verdachte?
A
Als hij is aangehouden.
B
Als hij is aangehouden of wordt verhoord voor een verdenking van een VH-feit.
C
In alle gevallen.
D
Als hij is aangehouden voor een misdrijf waarop een maximale straf staat van 8 jaar of meer.
Slide 7 - Quiz
Mag de partner bij een huwelijk de achternaam van de partner voeren?
A
Ja, maar alleen de vrouw mag de naam van haar partner voeren.
B
Nee, dit mag niet.
C
Ja.
D
Ja, maar dan alleen voor de eigen achternaam.
Slide 8 - Quiz
Hoe wordt de achternaam van een adoptiekind bepaald?
A
Dit is een keuze van de beide adoptieve ouders.
B
Dit is automatisch de achternaam van de adoptieve vader.
C
Automatisch de achternaam van de adoptieve vader, maar ze kunnen ook de keuze maken voor de achternaam van de adoptieve moeder.
D
Het adoptiekind blijft de achternaam van haar biologische vader houden.
Slide 9 - Quiz
Wat is GEEN doel van de voorgeleiding?
A
Toetsen rechtmatigheid aanhouding.
B
Beoordeling noodzaak ophouden voor onderzoek.
C
Onderzoek of de verdachte het feit heeft gepleegd.
Slide 10 - Quiz
Binnen hoeveel uur heeft een aangehouden verdachte het recht om voorgeleid te worden aan de rechter-commissaris als hij dan nog vastzit?
A
Binnen 60 uur na tijdstip aanhouding.
B
Binnen 60 uur na tijdstip besluit HOvJ ophouden voor onderzoek.
C
Binnen 90 uur na tijdstip aanhouding.
D
Binnen 90 uur na tijdstip besluit HOvJ ophouden voor onderzoek.
Slide 11 - Quiz
Wie heeft de bevoegdheid om de verdachte voor een tweede termijn in verzekering te stellen?
A
De HOvJ en OvJ.
B
Alleen de OvJ.
C
Alleen de HOvJ.
Slide 12 - Quiz
Onder welke voorwaarde kan degene die hiertoe bevoegd is de inverzekeringstelling verlengen (tweede termijn).
A
Indien er een onderzoeksbelang is.
B
Indien er een onderzoeksbelang is en er moet sprake zijn van ernstige bezwaren tegen de verdachte.
C
Indien er een onderzoeksbelang is en er moet een dringende noodzaak zijn.
Slide 13 - Quiz
Hachim wordt aangehouden voor een zeer zwaar misdrijf. Na het ophouden voor onderzoek en de inverzekeringstelling wil de OvJ de verdachte in bewaring stellen. Wie is bevoegd om dit te doen?
A
De OvJ zelf.
B
De rechter-commissaris.
C
De raadkamer van de rechtbank.
Slide 14 - Quiz
Hoe lang duurt de termijn van in bewaring nemen?
A
Maximaal 3 dagen.
B
Maximaal 2 x 3 dagen.
C
Maximaal 14 dagen.
D
Maximaal 3 x 30 dagen.
Slide 15 - Quiz
Onder welke voorwaarden kan een verdachte in bewaring worden genomen?
A
Er moet een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf zijn.
B
Er moeten ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte.
C
Er moet een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit zijn en het misdrijf van verdenking moet een misdrijf met een maximum straf van 12 jaar of hoger zijn.
Slide 16 - Quiz
Jan wordt aangehouden voor moord. Hij wordt om 22:30 aangehouden en om 23:00 uur wordt het bevel ophouden voor onderzoek gegeven. Hoe laat verloopt de termijn ophouden voor onderzoek nu?
A
17:00 uur de volgende dag.
B
08:00 uur de volgende dag.
C
16:30 uur de volgende dag.
D
7:30 uur de volgende dag.
Slide 17 - Quiz
In welk geval mag een verdachte buiten heterdaad worden aangehouden.
A
Toestemming OvJ en een verdenking van een VH-feit
B
Indien toestemming van de OvJ: alle feiten. Zonder toerstemming alleen VH-feiten.
C
Alleen met toestemming OvJ en een verdenking van een VH-feit.
Slide 18 - Quiz
Wat is de termijn voor ophouden voor onderzoek?
A
6 uur vanaf tijdstip bevel ophouden voor onderzoek, 9 uur indien de verdenking is gericht op een VH-feit.
B
6 uur vanaf tijdstip aanhouden, 9 uur indien de verdenking is gericht op een VH-feit.
C
9 uur vanaf tijdstip bevel ophouden voor onderzoek.