§2.3 Religie, wetenschap en filosofie

§2.3 Religie, wetenschap en filosofie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

§2.3 Religie, wetenschap en filosofie

Slide 1 - Slide

Sleep de bestuursvormen naar de juiste omschrijvingen
Alle volwassen mannen met burgerrecht mogen meebeslissen
Een erfelijke koning heeft alle macht
Een kleine groep met voorrechten heeft de macht
Eén man heeft alle macht
Monarchie
Aristocratie
Tirannie
Democratie

Slide 2 - Drag question

Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Hoe de Griekse godenwereld in elkaar zit
- Wat een mythe is
- Wat het verschil is tussen een mythologische en wetenschappelijke verklaring van de wereld
- Wat het verschil is tussen religie en filosofie

Slide 3 - Slide

Griekse godsdienst
De Griekse godsdienst was polytheïstisch
Goden waren menselijk, maar onsterfelijk en ze hadden bepaalde krachten
De goden werden aanbeden in tempels, zoals in Egypte
De Grieken leerden over de goden door mythen; godenverhalen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Sleep de taken naar de juiste goden
Zeus
Poseidon
Hades
Athena
Apollo
God van de zee
Oppergod
God van de muziek
God van de onderwereld
God van oorlog en vrede

Slide 6 - Drag question

Wetenschap
De Grieken verklaarden veel met mythen
Later gaan geleerden andere verklaringen zoeken

Het verzamelen van kennis door een verschijnsel te bestuderen. Wetenschappers zoeken naar verklaringen en proberen bewijzen te vinden = wetenschap

Slide 7 - Slide

Filmpje
Archimedes

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Filosofie
Sommige geleerden willen niet kijken, maar denken
Zij stellen grote, moeilijke vragen over belangrijke zaken
Op die manier de waarheid willen vinden noemen we filosofie

Slide 10 - Slide

Griekse filosofen
Socrates , Plato, Aristoteles. 

  • Wat is geluk? 
  • Wat is de beste vorm van bestuur? (kritiek op de democratie)
  • Wat is goed en wat is slecht? 


Slide 11 - Slide

Ook nadenken over bestuur
Socrates en Plato waren tegen de democratie.

'Gewone mensen denken niet goed over hun beslissingen, laat politiek over aan wijze mannen.'


Slide 12 - Slide

Aan de slag
Lezen: In stilte paragraaf 2.3 volledig lezen
Maken: Opdracht 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12

Slide 13 - Slide

Opdracht
Er waren in de Griekse tijd drie manieren om de werkelijkheid te verklaren. De meeste mensen geloofden in de [..............1...............]   : zij dachten dat de goden grote invloed hadden op wat er gebeurde. Anderen probeerden de wereld te begrijpen door over belangrijke vragen logisch na te denken. Zij worden [..............2...............]   genoemd. Ten slotte zijn er de [..............3...............]   , die heel precies onderzoek deden. Politici in Athene vonden de [..............4...............]   soms gevaarlijk, omdat die vraagtekens plaatste bij de [..............5...............]   .
Maak de tekst kloppend
Woorden
[..............1...............]
[..............2...............]
[..............3...............]
[..............4...............]
[..............5...............]
Filosofie
Mythen
Wetenschap
Filosofen
Priesters
Wetenschappers
Filosofie
Religie
Wetenschap
Democratie
Godenwereld
Natuurkunde

Slide 14 - Drag question

Waarbij hoort de vraag:
Hoe hebben de goden de wereld gemaakt?
A
Filosofie
B
Religie
C
Wetenschap

Slide 15 - Quiz

Waarbij hoort de vraag:
Is de aarde plat of bolvormig?
A
Filosofie
B
Religie
C
Wetenschap

Slide 16 - Quiz

Waarbij hoort de vraag:
Kunnen wij de wereld wel echt begrijpen?
A
Filosofie
B
Religie
C
Wetenschap

Slide 17 - Quiz

Waarbij hoort de vraag:
Wat is beter: aristocratie of monarchie?
A
Filosofie
B
Religie
C
Wetenschap

Slide 18 - Quiz

Waarbij hoort de vraag:
Wat moet ik offeren als ik ben genezen?
A
Filosofie
B
Religie
C
Wetenschap

Slide 19 - Quiz

Waarbij hoort de vraag:
Wie begon de oorlog tussen Athene en Sparta?
A
Filosofie
B
Religie
C
Wetenschap

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Lezen: In stilte paragraaf 2.3 volledig lezen
Maken: Opdracht 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12
Klaar: Test Jezelf van 2.3 (helemaal onderaan de opdrachten)

Slide 21 - Slide