Mutants

 Mutanten zijn HOT
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GodsdienstMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Mutanten zijn HOT

Slide 1 - Slide

Mutanten zijn HOT
The X-men, waaronder Wolverine en de Fantastic Four, zijn super sterke mutanten. Ze hebben het X-factor-gen, een mutatie in hun DNA waardoor ze superkrachten hebben.

Slide 2 - Slide

Hoe zijn de Fantastic Four aan hun speciale krachten gekomen?
A
DNA werd veranderd door een kernexplosie in laboratorium
B
DNA werd veranderd door de beet van een insect
C
Ze erfden deze eigenschappen van ouders
D
DNA werd veranderd door kosmische straling

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de bijzondere eigenschappen van Dr. Fantastic?
A
intelligent en in staat zichzelf onzichtbaar te maken
B
intelligent en elastisch
C
elastisch en super sterk
D
super sterk en in staat krachtvelden te creëren

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Hoe heetten deze wezens in Engeland?
A
Teenage Mutant Hero Turtles
B
Ninja Turtles
C
Extreme Four
D
Fantastic Four

Slide 6 - Quiz

Hoe kwamen de Ninja Turtles aan hun superkrachten?
A
door gammastraling in een laboratorium
B
door betastraling in een kernreactor
C
door een groen mutatieslijm
D
door radioactief voedsel te eten

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Hoe kwam de hoofdpersoon in Waterworld aan zijn mutaties waardoor hij de mogelijkheid heeft om zonder moeite onder water te zwemmen?
A
DNA werd dmv straling veranderd in laboratorium
B
DNA werd veranderd door straling door kernramp
C
DNA paste zich aan door evolutie
D
DNA paste zich aan doordat hij bijna verdronk

Slide 9 - Quiz

Wie wil er nou geen 


MUTATIES ?????



Slide 10 - Slide

De SUPERHELDEN bestaan niet,

maar MUTATIES wel!



Slide 11 - Slide

Hoe wordt er in jouw omgeving gesproken over mutaties?

Slide 12 - Open question

Welke uitspraak klopt?

A
A. Mutaties bestaan niet, het is science fiction.
B
B. Een mutatie in het DNA leidt direct tot de dood.
C
C. Een mutatie leidt over het algemeen tot kleine verbeteringen in het DNA.
D
D. Een mutatie kan ervoor zorgen dat je een bepaalde ziekte niet krijgt.

Slide 13 - Quiz

DNA kun je vergelijken met een ingewikkeld(e):
A
computerprogramma
B
wenteltrap
C
molecuul
D
fabriek

Slide 14 - Quiz

DNA betekent
A
denaturated nucleic acid
B
deoxyribonucleic acid
C
desoxyribonucleic acid
D
diminished nucleic acid

Slide 15 - Quiz

DNA 
Je kunt het DNA vergelijken met een ingewikkeld COMPUTERPROGRAMMA, waarin precies beschreven staat hoe een LEVENSVORM zoals mens, plant of dier er uit zal zien. De informatie op het DNA zorgt ervoor dat we kunnen LEVEN. 

Slide 16 - Slide

Mutaties
Mutaties zijn fouten in het DNA. Hierdoor VERANDERT het PROGRAMMA dus een klein beetje. 

Slide 17 - Slide

Mutaties zijn in de EVOLUTIETHEORIE essentieel.
Het idee is dat de kleine 
VERANDERINGEN in het DNA 
kunnen zorgen voor VERBETERINGEN. 
Precies zoals je dat ziet bij de superhelden. 

Slide 18 - Slide

Mutaties zijn in de EVOLUTIETHEORIE essentieel.
Levensvormen met verbeterd DNA zullen 
MEER NAKOMELINGEN krijgen 
aan wie ze hun verbeteringen ook weer DOORGEVEN. 
Dit wordt NATUURLIJKE SELECTIE genoemd.

Slide 19 - Slide

Natuurlijke selectie kiest:
A
het dier dat het best is aangepast aan de omgeving
B
de plant met de meeste mutaties
C
de mens met superkrachten
D
de levensvorm met de meeste nakomelingen

Slide 20 - Quiz

Voordelige mutatie
de ziekte sikkelcelanemie = bloedarmoede

veroorzaakt door een mutatie


Slide 21 - Slide

Voordelige mutatie
In gebieden met malaria komt de mutatie veel voor omdat de mensen met deze mutatie niet ziek worden door MALARIA.

 Een GROOT VOORDEEL van de toch best lastige bloedarmoede. 

Slide 22 - Slide

Natuurlijke selectie kiest in malariagebieden:
A
iemand die ziek is door bloedarmoede
B
degene die na infectie niet sterft aan malaria
C
degene die het meeste kinderen krijgt
D
degene die niet gestoken wordt door de malariamug

Slide 23 - Quiz

Kanker
Kanker ontstaat door mutaties
van het DNA

Slide 24 - Slide

Kankercellen hebben SUPEREIGENSCHAPPEN

- ze zijn ONSTERFELIJK
- ze MANIPULEREN het lichaam
(door bloedvaten naar zichzelf toe te laten delen )
- ze laten zich NIET TEGENHOUDEN door andere lichaamsdelen


Slide 25 - Slide

Kankercellen hebben SUPEREIGENSCHAPPEN


ONOVERWINNELIJK
BIJZONDERE KRACHTEN
ONSTERFELIJK


Slide 26 - Slide

Kankercellen zijn voorbeelden van een mutatie met positieve gevolgen voor de cel
A
nee, want kanker leeft niet
B
nee, want de andere cellen gaan dood
C
ja, want de cel kan zich hierdoor uitstekend voortplanten
D
ja, want kanker kan voordelen hebben

Slide 27 - Quiz

Sikkelcelanemie  


Waterworld


DNA


Kankercellen


Straling
super-eigenschappen
computerprogramma
kieuwen
typefout
malaria

Slide 28 - Drag question

Wat is het verborgen woord? Het is het eerste deel van een afkorting uit de les.
Juiste letter van vraag 1
Zevende letter van het woord in vraag 2
Juiste letter van vraag 3
De letters van vraag 4 in de juiste volgorde.
Schrijf het op; bij de volgende dia kun je het invullen. 

Vraag 1 Kies het juiste antwoord:
A. Mutaties bestaan niet, het is science fiction.
B. Een mutatie in het DNA leidt direct tot de dood.
C. Een mutatie leidt over het algemeen tot kleine verbeteringen in het DNA.
D. Een mutatie kan ervoor zorgen dat je een bepaalde ziekte niet krijgt.
Vraag 2.
DNA kun je vergelijken met een ingewikkeld ..............
Vraag 3. Kies het juiste antwoord
Natuurlijke selectie kiest:
S. het dier dat het best is aangepast aan de omgeving
K. de plant met de meeste mutaties
E. de mens met superkrachten
T. de levensvorm met de meeste nakomelingen
Vraag 4. Welke woorden horen bij elkaar?
1. Sikkelcelanemie – super-eigenschappen (R)
2. Waterworld – computerprogramma (Y)
3. DNA – kieuwen (X)
4. Kankercellen – typefout (I)
5. Straling – malaria (O)

Slide 29 - Slide

Wat is het verborgen woord? Het is het eerste deel van een afkorting uit de les.
Juiste letter van vraag 3
Zevende letter van het woord in vraag 4
Juiste letter van vraag 5.
De letters van vraag 6 in de juiste volgorde.

Slide 30 - Open question