Di 4 okt synoniemen en antoniemen

Wat gaan we doen?
  • Uitleg synoniemen en antoniemen
  • Creatief met taal
  •  
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Uitleg synoniemen en antoniemen
  • Creatief met taal
  •  

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Synoniemen en antoniemen herkennen en benoemen.

- Van een woord een synoniem en een antoniem geven.

Slide 2 - Slide

Woorden die synoniemen zijn
Woorden die antoniemen zijn
zwak-sterk
ziek-gezond
razend-woest
brein-hersenen
traag-langzaam
netjes-slordig

afwezig-absent
present-absent

Slide 3 - Drag question

Sleep het juiste woord naar de juiste betekenis
Antoniem
Homoniem
Synoniem
Homofoon
Een woord wat ongeveer hetzelfde betekent
Een woord met meerdere betekenissen
Een woord wat hetzelfde klinkt, maar een andere betekenis heeft
Een woord wat het tegengestelde betekent

Slide 4 - Drag question

Wat kun je doen als je de betekenis van een woord niet kent?

Slide 5 - Open question

Leg kort uit wat het verschil is tussen een synoniem en een antoniem.

Slide 6 - Open question

kwaad - boos
A
synoniem
B
antoniem

Slide 7 - Quiz

Zwart & wit
A
synoniem
B
antoniem

Slide 8 - Quiz

belangrijk en relevant

dit zijn twee
A
synoniemen
B
antoniemen

Slide 9 - Quiz

absent - aanwezig

Deze twee zijn
A
synoniemen.
B
antoniemen.

Slide 10 - Quiz

sanctie - straf
A
synoniem
B
antoniem

Slide 11 - Quiz

1. Een synoniem is één woord met verschillende betekenissen.
2. Een antoniem is een woord met een tegengestelde betekenis.
A
1 = juist 2= onjuist
B
1 = onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 12 - Quiz

grasveld - weide
spijker - nagel
Deze woorden zijn voorbeelden van:
A
Homoniemen
B
Antoniemen
C
Homofonen
D
Synoniemen

Slide 13 - Quiz

liegen - jokken
A
synoniem
B
homoniem
C
antoniem

Slide 14 - Quiz

kreet - gil
A
Synoniem
B
Homoniem
C
Antoniem

Slide 15 - Quiz

vorst
A
synoniem
B
homoniem
C
antoniem

Slide 16 - Quiz

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 17 - Quiz


hindernis en obstakel zijn


A
synoniemen
B
homoniemen
C
antoniemen
D

Slide 18 - Quiz


peinzen en nadenken zijn


A
synoniemen
B
homoniemen
C
antoniemen
D

Slide 19 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 20 - Quiz


alcohol en soft drink  zijn


A
homoniemen
B
antoniemen
C
synoniemen

Slide 21 - Quiz


amusant en vervelend  zijn


A
antoniemen
B
synoniemen
C
homoniemen
D

Slide 22 - Quiz


Ik hang op de bank tv te kijken.
Ik ga naar de bank om geld te pinnen.

bank is een 


A
antoniemen
B
synoniemen
C
homoniemen
D

Slide 23 - Quiz

Kletsen en babbelen zijn......
A
homoniemen
B
synoniemen
C
antoniemen

Slide 24 - Quiz

sober en weelderig zijn:
A
synoniemen
B
antoniemen

Slide 25 - Quiz

man - vrouw
A
Synoniem
B
Antoniem

Slide 26 - Quiz

slopen - afbreken
A
Synoniem
B
Homoniem
C
Antoniem

Slide 27 - Quiz

afkeer en voorkeur zijn......
A
homoniemen
B
synoniemen
C
antoniemen

Slide 28 - Quiz

Huiswerk voor do 6 okt
Over taal 

Maken opdr. 18 en 19 blz. 180

Slide 29 - Slide