Renaissance
1 / 17
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat betekent 'Renaissance' letterlijk?
A
Wedervaren
B
Wedergeboorte
C
Wederkomst
D
Herleven
Slide 2 - Quiz
Waarom is dit een goed gekozen naam?
Ze herontdekten de kennis van...
Ze herontdekten de kennis van...
A
de oude Egyptenaren en de Grieken
B
de Romeinen
C
de oude Grieken en Romeinen
D
oude Kelten en Grieken
Slide 3 - Quiz
Wat was de periode van de Renaissance?
A
13e-16e eeuw
B
13e-17e eeuw
C
14e-16e eeuw
D
14e-17e eeuw
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Vasari is ______________ van de renaissance
A
een tijdgenoot
B
geen tijdgenoot
Slide 6 - Quiz
Naar welke periode in de geschiedenis kijkt Vasari op?
A
klassieke oudheid
B
nieuwe tijd
C
middeleeuwen
D
oude nabije oosten
Slide 7 - Quiz
Hij vindt de kunst uit de Klassieke Oudheid...
A
van een laag niveau
B
van een middelmatig niveau
C
van een heel hoog niveau
D
van het hoogste niveau ooit in Europa gezien
Slide 8 - Quiz
Hoe verklaart hij de ondergang van de kunst uit die periode?
A
Door het verloren gaan van de kunstkennis
B
Doordat er geen geld meer was om kunstenaars te betalen
C
Door de invallen van de Germanen
D
De kunst ging verloren doorheen de lange tijd tot de NT
Slide 9 - Quiz
Wat is zijn mening over de middeleeuwse kunst?
A
van een laag niveau
B
van een middelmatig niveau
C
van een heel hoog niveau
D
van het hoogste niveau ooit in Europa gezien
Slide 10 - Quiz
Hoe beoordeelt hij de kunst uit zijn eigen tijd (= de nieuwe tijd)?
A
Is perfect
B
Benadert het hoogste niveau
C
Van laag niveau
D
Van middelmatig niveau
Slide 11 - Quiz
De bron is...
A
objectief
B
subjectief
Slide 12 - Quiz
Welke woorden gebruikt Vasari om de kunst uit de middeleeuwen te omschrijven?
