Per groepje krijg je één van de vier opvoedstijlen.
Bedenk een casus die je gaat uitspelen bij die opvoedstijl.
Laat gedrag van het kind zien en hoe de ouder vanuit de opvoedstijl zou reageren.
Benoem de voor- en nadelen van deze opvoedstijl voor zowel de ouder als het kind.