EF- training: plannen/organiseren

• Studielessen
• Middelbare school
• Basisschool
• Leerjaar 1

EF- training: plannen/organiseren

wat is dit eigenlijk?

Plannen en Organiseren

na deze les weet je:

- wat plannen en organiseren is

- waarom het zo belangrijk is

Plannen en Organiseren

Wat weet je nog van het verhaaltje
'geen pen, geen leven´?

organisatie niet op orde, kan je niet goed meedoen, begrijp je de stof niet, haal je onvoldoendes, word je dommer, stroom je naar lager niveau, krijg je geen goede baan, verdien je weinig, geen leven

Organisatie

We gaan testen hoe goed je bent in je organisatie.

* Noteer voor jezelf of je veel A, B, C of D hebt

Mijn rugzak en spullen zijn netjes op orde

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Ik lever werk (huiswerk) op tijd in

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Mijn geschreven werk ziet er netjes uit

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Ik weet waar ik al mijn benodigde spullen kan vinden thuis en op school.

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Ik heb altijd een goed overzicht en richt me op de grote lijn in plaats van op de details.

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

score

hoge score: bijna alleen 'C en D' of 'vaak en altijd'(je bent hier goed in)

lage score: bijna alleen  'A en B' of 'nooit en soms' (je kan hier beter in worden.)

vul in of je een hoge of lage score hebt

1. hoge score
2. lage score
3. weet ik niet meer
4. er tussen in

# Plannen
Ik denk dat ik daar goed in ben

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Bij een grote opdracht, weet ik wanneer ik wat ga doen. Ik kan het opdelen in kleine stukken

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Het lukt mij goed om prioriteiten te stellen. (ik weet wat ik eerst moet doen)

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Ik blijf rustig en voel me kalm als ik een grote opdracht als huiswerk krijg.

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

Ik denk vooruit bij huiswerkopdrachten.

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

E. Ik heb altijd een goed overzicht van wat ik tijdens mijn week wil doen.

1. nooit
2. soms
3. vaak
4. altijd

score:

hoge score: bijna alleen 'C en D' of 'vaak en altijd'(je bent hier goed in)

lage score: bijna alleen 'A en B' of 'nooit en soms' (je kan hier beter in worden.)

vul in of je een hoge of lage score hebt

1. hoge score
2. lage score
3. weet ik niet meer
4. er tussen in

Hoe kan je een weekplanning maken?

1. door aan je moeder te vragen wat je moet doen
2. door aan je leerkracht te vragen wat je moet doen
3. door een planning in een agenda te maken
4. door op een blaadje te schrijven wat je moet doen

We gaan deze week inplannen

Met een weekschema en met kleurtjes.

je hebt nodig paars, roze, groen, oranje en blauw

- Met  PAARS je lestijden. Van hoe laat tot hoe laat zit je op school? kleur de kantlijn paars.

[als je al klaar bent en jouw buurman/vrouw niet, help elkaar] 

Plannen en organiseren

- Met ROZE alle afspraken buiten school. Denk aan bij iemand spelen, training, bij opa en oma op bezoek, dokterbezoek, een verjaardag. kleur de kantlijn roze. 

Plannen en organiseren

- Met GROEN wanneer je het huiswerk moet inleveren. Kleur je huiswerk groen. 

Plannen en organiseren

- Met ORANJE wanneer je een toets hebt. Kleur dit huiswerk  oranje. 

Plannen en organiseren

- Nu zie je in je weekplanner alle ruimtes waar je huiswerk zou kunnen maken. Schrijf hier je "to-do-list", waaronder huiswerk.

Plannen en organiseren

- Heb je het huiswerk en to-do-dingen gedaan? YAY YOU!! 

Kleur dit nu BLAUW. Blauw is je beloning!!

We gaan testen wat je nog weet

Organisatie is dat je alleen een opgeruimde kamer hebt.

1. waar
2. niet waar

Op welk moment van de dag kan je het beste je tas inpakken?

1. 's ochtends
2. 's avonds
3. 's middags
4. Midden in de nacht, als je wakker schrikt

Je werkplek moet

1. opgeruimd zijn
2. stil zijn
3. een laptop bevatten
4. prettig zijn

Huiswerk maak je

1. gelijk als je thuis bent
2. midden in de nacht als je wakker schrikt
3. met een muziekje op
4. de dag voordat het af moet zijn

Een weekplanner helpt je

1. na te denken
2. zodat je niet in de stress schiet
3. een overzicht van je week te geven
4. afspraken onthouden

Als je de deur uitloopt,

1. hoef je even niet na te denken
2. maak je deel uit van het verkeer
3. ben je het verkeer
4. kan je eindelijk op je telefoon.

Plannen is belangrijk

1. zodat je een mooi overzicht hebt.
2. om geen stress te hebben
3. omdat je zo weet wat je moet doen
4. zodat je ook nog vrije tijd hebt

Wat vond je van deze les?
Schrijf 1 woord op.

Heb je hier iets aan gehad? Ga je dit thuis toepassen?

1. ja
2. nee