Homoniemen: Woorden met meerdere betekenissen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Homoniemen: Woorden met meerdere betekenissen

Leerdoel

Aan het eind van de les kun je homoniemen herkennen en de juiste betekenis toepassen in een zin.

Wat weet je al over homoniemen?

Wat zijn homoniemen?

Een woord met meer betekenissen noem je een homoniem. Dit kan verwarrend zijn. Lees de tekst goed en gebruik de context om de juiste betekenis te begrijpen.

Voorbeeld: Prijzen

De juryleden prijzen de winnaar. Hij heeft uitstekend gezongen en zijn optreden was leuk om naar te kijken.

Gebruik van een woordenboek

Bij het gebruik van een (online) woordenboek, let goed op welke betekenis in de zin past.

Voorbeeld: Zich voorstellen

Op de eerste dag van je stage moet je je voorstellen aan de afdelingsleider.

Oefenen met homoniemen

Geef de juiste betekenis van het homoniem in de volgende zinnen: 

 1. Hij kan goed “pingelen” op zijn gitaar. 

 2. De politie moest de rel “uitvegen”. 

 3. Mijn broer heeft een “maat” die dezelfde naam heeft. 

 4. Ik “draai” altijd de dop goed op de fles.

Samenvatting

Homoniemen zijn woorden met meerdere betekenissen. Gebruik de context om de juiste betekenis te begrijpen. 

Let op bij het gebruik van een woordenboek en kies de betekenis die in de zin past.

Wat is een homoniem?

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Geef een nog niet genoemd voorbeeld
van een homoniem?

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Wat is het verschil tussen een homoniem en een synoniem? Leg in je eigen woorden uit.
Geef eventueel een voorbeeld.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.