1. alliteratie = opeenvolging van woorden met dezelfde beginklank:
bont en blauw.2. Metafoor = beeldspraak op basis van een overeekomst: een boom van een kerel.
3. understatement = sterke afzwakking: Ach, het kon slechter.
4. Hyperbool = sterke overdrijving: Duizendmaal dank!
5. woordspeling = spelen met de klanken en/of betekenis van woorden: Spanje niet in!
6. Spreekwoorden en uitdrukkingen = figuurlijk taalgebruik: Ze zijn niet op hun teentjes getrapt.
7. Herhaling = enkele woorden of een stuk van de zin wordt herhaald: Net zo rustig, net zo relaxed.
8. Spot = iets belachelijk maken: Wat een synchronisiteit!