H10 voeding en vertering basis

Hoofdstuk 10: Voeding en Vertering
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 10: Voeding en Vertering

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

Uitleg basisstof 10.1 + 10.2

Oefenen met het verteringsstelsel 


Slide 2 - Slide

Zet de organen van
het verteringsstelsel
bij het juiste onderdeel. 
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige darm
Maag

Slide 3 - Drag question

Wat is de functie van de maag?
A
Zorgt voor zuurstof in je bloed
B
Hier groeit de baby in
C
Het maken van speeksel
D
Het voedsel tijdelijk opslaan

Slide 4 - Quiz

Wat is de functie van de galblaas?
A
gal maken
B
gal opslaan
C
gal maken en opslaan

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen 10.1
-Je kunt vertellen waar je voedsel vandaan komt en op welke manieren het bewerkt is
-Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf
-Je kunt zes manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd

Slide 6 - Slide

Leerdoelen 10.2

-Je kunt uitleggen wat een voedingsmiddel is
-Je kent zes verschillende groepen voedingsstoffen
-Je kent vier functies van voedingsstoffen
-Je kunt de functie van een voedingsvezel uitleggen


Slide 7 - Slide

 (on)bewerkt voedsel
Onbewerkt voedsel = voedsel wat direct van land in je mond komt

Bewerkt voedsel = voordat je het eet, heb je het bewerkt (koken, bbq en, zout erop doen, stoffen toevoegen zodat het langer houdbaar blijft)

Slide 8 - Slide

Voedselbederf en conserveren
Voedselbederf: kan zorgen voor voedselvergiftiging

Conserveren = voedsel is behandeld tegen voedselbederf (omstandigheden voor bacteriën en schimmels worden hierdoor ongunstig en daardoor kunnen ze niet meer goed groeien)

Slide 9 - Slide

Manieren van conserveren

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Voedingsstoffen
Belangrijke stoffen die ons lichaam nodig heeft.

Slide 13 - Slide

Functies van voedingsstoffen
  • Bouwstoffen: bouw/vervanging cellen
  • Brandstoffen: leveren energie
  • Reservestoffen: opslag 

Vitamine en mineralen:
  • Beschermende stoffen: 
    helpen ziekten te voorkomen

Slide 14 - Slide

10.3 Voeding en levensstijl

Slide 15 - Slide

Leerdoelen 10.3
1. Je kent de schijf van vijf

Slide 16 - Slide

Gezonde voeding
Schijf van vijf

  •  gevarieerd te eten. 
  • elke dag iets uit alle vakken. 
  • Door je te houden aan de Schijf van Vijf en de adviezen, leef je gezond.
groenten en fruit
water
Volkoren
Eiwitten
gezond
vet

Slide 17 - Slide

Leerdoelen 10.4

-Je kunt omschrijven wat vertering is.
-Je kunt de delen van het verteringstelsel noemen met hun functie
-Je kent 5 verteringsklieren 
-Je kunt de functie van darmperistaltiek omschrijven.


Slide 18 - Slide

Verteringsstelsel
  • Alles wat je eet of drinkt gaat door het verteringsstelsel

  • Doel van het verteringsstelsel: Het klein maken van voedsel, zodat de voedingsstoffen opgenomen kunnen worden door de darmwand.

Slide 19 - Slide

Verteringsstelsel
 De opgenomen stoffen komen in het bloed. Het bloed vervoert de stoffen naar alle delen van je lichaam.

Sommige stoffen hoeven niet verteerd te worden: zoals glucose, mineralen, vitaminen en water. 

Eiwitten, koolhydraten en vetten worden wel verteerd!!

Slide 20 - Slide

Verteringssappen
  • Verteringssappen helpen bij de vertering.
  • Deze sappen worden gemaakt in de verteringsklieren

Er zijn vijf verteringsklieren:
• speekselklieren
• maagsapklieren
• lever
• alvleesklier
• darmsapklieren (in dunne darm)


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

1. Mondholte
Voedsel komt hier je lichaam binnen
Functie gebit -> afbijten en kauwen

Speekselklieren -> speeksel 
- voedsel glijdt beter, kunt makkelijker slikken
-Doodt bacteriën in het voedsel
-Helpt met de vertering van zetmeel

Slide 23 - Slide

2.Keelholte
Met je tong duw je het voedsel vanuit de mondholte in de keelholte 
 

  • Neusholte wordt afgesloten door huig.
  • Luchtpijp wordt afgesloten door strotklepje.

Slide 24 - Slide

4. Maag

Maag voegt maagsap toe.
(gemaakt in maagsapklieren in de maagwand)
-doodt bacteriën
-helpt bij de vertering van eiwitten

Maagportier = kringspier aan het eind van de maag/sluit maag af. Laat steeds kleine beetjes door naar de 12-vingerige darm. (tijdelijke opslagplek)

Slide 25 - Slide

5. Twaalfvingerige darm
De lever en alvleesklier komen hierop uit.

Gal: 
-gemaakt in de lever
-opslag in galblaas

- maakt grote vetdruppels kleiner (geen sap, maar helpt wel verteren)

Slide 26 - Slide

6. Alvleesklier 
Produceert alvleessap


Alvleessap verteert:
eiwitten 
koolhydraten 
vetten

Slide 27 - Slide

7. Dunne darm
In de wand liggen darmsapklieren
Die maken darmsap
-Maken de vertering van eiwitten en koolhydraten af

Functie: water en opgeloste voedingsstoffen opnemen
 --> bloed in

Slide 28 - Slide

8.Dikke darm

Onverteerde voedselresten komen in de dikke darm.

Bevat veel bacteriën.

Water wordt opgenomen in het bloed --> dikke brei blijft over

Slide 29 - Slide

9.Endeldarm
Onverteerde voedselresten gaan naar de endeldarm
Daar worden ze tijdelijk opgeslagen

Het darmkanaal wordt afgesloten door een kringspier: anus
Als de endeldarm vol is --> poepen

diarree = dikke darm haalt te weinig water uit je voedselresten

Slide 30 - Slide

Darmplooien
De dunne darm heeft darmplooien in de wand
Daarop staan uitstulpingen: darmvlokken

In darmvlokken liggen bloedvaten, de wand van darmvlokken is erg dun --> water met opgeloste stoffen kan door de wand heen --> bloed

Slide 31 - Slide

Darmperistaltiek
  • Voortduwen van voedsel door aanspannen en ontspannen         darmperistaltiek
  • Voedselbrij kneden en vermengen met sappen en voortduwen

Slide 32 - Slide

Begrippen
vertering: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen afbreken, zodat ze klein genoeg zijn om te worden opgenomen in het bloed.

darmperistaltiek: Het afwisselend samentrekken van kring- en lengtespieren.

verteringsklieren: Maken verteringssappen (speekselklieren, maagsapklieren, lever, alvleesklier en darmsapklieren).

Slide 33 - Slide

Leerdoelen 10.6
  • Je kunt de delen van een tand of kies noemen.
  • Je kunt omschrijven wat tandplak en tanderosie zijn.
  • Je kunt uitleggen waarom planteneters een langere darm hebben dan vleeseters.
  • Je kunt uitleggen wat de functie is van plooikiezen, knipkiezen en knobbelkiezen.

Slide 34 - Slide

Het gebit 

Belangrijk!!!!

8 snijtanden
4 hoektanden

Je moet deze twee verschillende
tanden kunnen herkennen 
en benoemen.

Slide 35 - Slide

Tandplak
Tandplak bestaat uit etensresten, speeksel en bacteriën.
De bacteriën in tandplak vormen zure stoffen. Het zuur tast de tanden en kiezen aan.

Tandpasta’s bevatten fluoride.  zorgt voor bescherming van de tandglazuur steviger. 

Slide 36 - Slide

Tanderosie
Bij tanderosie tast zuur uit voeding het glazuur.

Veel frisdranken en vruchtensappen zijn bijvoorbeeld zuur. 

Door tanderosie kan het glazuur helemaal oplossen.

Slide 37 - Slide

Planteneters
Planteneters hebben plooikiezen

Slide 38 - Slide

Vleeseters
Vleeseters hebben knipkiezen

Slide 39 - Slide

Alleseters
alleseters hebben knobbelkiezen

Slide 40 - Slide

Planteneters
Vleeseters
Alleseters

Slide 41 - Slide