Quiz Bevolking en ruimte"Nederland en Duitsland

Bevolking en ruimte - begrippen
1 / 40
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bevolking en ruimte - begrippen

Slide 1 - Slide

Wat is sociale bevolkingsgroei?
A
geboorte - sterfte =..
B
sterfte - geboorte= --
C
een positief immigratiesaldo
D
een negatief immigratiesaldo

Slide 2 - Quiz

Suburbanisatie is...
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek van de plattestad naar het land
C
De trek van het platteland naar de stad
D
De verhuizing van de mensen

Slide 3 - Quiz

Plan van de gemeente over de inrichting van een bepaald gebied heet...
A
Bemestingsplan
B
Bestemmingsplan
C
Besmetingsplan
D
Beplantingsplan

Slide 4 - Quiz

Wat is een agglomeratie?
A
Een grote stad met daaraan vast gegroeide woonwijken en dorpen.
B
Een kleine stad met daarin woonwijken en vastgegroeide dorpen.
C
Leeg gelopen stad.
D
Dorp wat is uitgegroeid tot een stad.

Slide 5 - Quiz

Drempelwaarde is...
A
De hoogte van een drempel
B
Minimaal aantal klanten dat nodig is om een zaak draaiend te houden
C
De afstand die klanten afleggen
D
Afname van het aantal jonge mensen in de bevolking

Slide 6 - Quiz

De winkelier verloor veel klanten. Hij heeft zijn zaak niet hoeven te sluiten doordat hij de drempelwaarde verlaagde,
A
Zo kun je sluiting van een zaak voorkomen
B
de drempelwaarde moet je verhogen.
C
zo maakt hij geen verlies
D
de drempelwaarde blijft altijd hetzelfde

Slide 7 - Quiz

Urbanisatie is....
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek naar de stad door voornamelijk oudere mensen
C
De trek van het platteland naar de stad vanwege werk
D
De verhuizing van de mensen binnen een stad

Slide 8 - Quiz

Een ander woord voor urbanisatie is
A
verstedelijking
B
bevolkingsgroei
C
industrialisatie
D
migratie

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je de afstand die klanten willen afleggen voor een bepaalde dienst?

Slide 10 - Open question

Als de wegen verstopt raken, dan is er sprake van ....

Slide 11 - Open question

De oorzaak van het verdwijnen van voorzieningen kan zijn...
A
De drempelwaarde wordt niet gehaald.
B
De sociale controle neemt toe
C
De steden snel groeien
D
Het aantal ouderen neemt toe.

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen we met het begrip levensverwachting?

Slide 13 - Open question

Nam de levensverwachting in Nederland, Duitsland, China toe?
A
Alleen in Duitsland
B
Alleen in Nederland
C
In China en Duitsland
D
In alle drie de landen

Slide 14 - Quiz

Gaat deze
grafiek over sociale
of natuurlijke
bevolkingsgroei?
A
Natuurlijke bevolkingsgroei
B
sociale bevolkingsgroei
C
beiden
D
alle twee niet

Slide 15 - Quiz

De randstad is ontstaat vanuit
A
het meerkernenmodel
B
het concentrisch model
C
historie
D
vanzelf

Slide 16 - Quiz

De Nederlandse bevolking nam na 1950 toe door
A
emigratie vanuit koloniën en gastarbeiders
B
gastarbeiders en vluchtelingen
C
vluchtelingen en seizoensmigranten
D
door alle hier genoemde groepen

Slide 17 - Quiz

Na 1965 kwamen er mensen naar Nederland uit de vroegere koloniën.
Welke koloniën had Nederland?

Slide 18 - Open question

Noem die krimpgebieden in Nderland

Slide 19 - Open question

In welke provincie in Nederland is de minste ontgroening?
A
Utrecht
B
Flevoland
C
Groningen
D
Limburg

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de gevolgen van krimp voor een gebied?
A
de voorzieningen verdwijnen
B
voorzieningen verdwijnen en er komen anderen
C
vergrijzing, de voorzieningen verdwijnen
D
vergrijzing, de voorzieningen verdwijnen en ontgroening

Slide 21 - Quiz

Hoeveel inwoners had Duitsland in 2016?
A
69 miljoen
B
67 miljoen
C
82 miljoen
D
89 miljoen

Slide 22 - Quiz

Wat is in Duitsland opvallend als je naar de natuurlijke bevolkingsgroei kijkt?

Slide 23 - Open question

Toch groeit de bevolking van Duitsland. Hoe komt dat?
A
Veel kinderen geboren
B
Laag sterftecijfer
C
Door de sterke emigratie
D
Door de sterke immigratie

Slide 24 - Quiz

Wat is het demografisch transitiemodel?
A
Van een hoog sterftecijfer naar een laag sterftecijfer
B
Van een hoog geboortecijfer naar een laag geboortecijfer
C
Van een hoog geboorte- en sterftecijfer naar een laag
D
De bevolking start met groeien.

Slide 25 - Quiz

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 26 - Quiz


Welk land heeft een grotere bevolkingsdichtheid?
A
China
B
Nederland

Slide 27 - Quiz

Wat houdt 'verchinezen' in?
A
Andere bevolkingsgroepen naar oosten van China halen
B
de Han-Chinezen beter verdelen dus ook naar het westen migreren
C
Chinezen laten migreren naar de rest van de wereld
D
Chinezen moeten meer traditioneel Chinees eten

Slide 28 - Quiz

Hoeveel inwoners telt een *megastad?
A
1.000.000
B
5.000.000
C
10.000.000
D
15.000.000

Slide 29 - Quiz

De babyboom uit het verleden zorgt nu voor...
A
ontgroening
B
vergrijzing
C
emigratie
D
immigratie

Slide 30 - Quiz

Dit is een
bevolkingsgrafiek wat een
A
rijk land
B
een land in fase 1
C
arm land
D
een land in fase 5

Slide 31 - Quiz

In fase 5 is er
een ........
A
geboorteoverschot
B
een sterfteoverschot
C
bevolkingskrimp
D
bevolking blijft gelijk

Slide 32 - Quiz

Is deze bevolkingsgrafiek
van een rijk of arm land?
A
arm
B
rijk
C
geen van beide

Slide 33 - Quiz

Beschrijf de werkomstandigheden in China. Doe dit vanuit de invalshoek economie, sociaal en politiek.

Slide 34 - Open question

Natuurlijke bevolkingsgroei betekent
A
Dat er meer mensen migreren dan immigreren
B
Dat er meer mensen sterven dan immigreren
C
Dat er meer mensen sterven dan er geboren worden
D
Dat er meer mensen geboren worden dan dat er sterven

Slide 35 - Quiz

Wat is het verschil tussen de Berlijnse Muur en IJzeren gordijn

Slide 36 - Open question

In welk jaar valt de Berlijnse muur (en het communisme)
A
1956
B
1963
C
1975
D
1989

Slide 37 - Quiz

Afstotingsfactoren
Oost Duitsland?

Slide 38 - Mind map

Wat zijn stedelijke gebieden?
A
Agglomeraties en steden die dicht bij elkaar liggen
B
Enorm grote agglomeratie
C
Oudste deel van een stad.
D
gebied rondom een stad met allerlei stedelijke gebieden

Slide 39 - Quiz

Welk probleem ontstaat niet als vooral jonge gezinnen en mensen met werk vertrekken?
A
vergrijzing
B
integratie
C
verpaupering van wijken
D
segregatie

Slide 40 - Quiz