This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Artikel
Slide 1 - Slide
Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief
Slide 2 - Quiz
Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief
Slide 3 - Quiz
Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief
Slide 4 - Quiz
Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief
Slide 5 - Quiz
is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief
Slide 6 - Quiz
Een artikel bestaat uit
A
inleiding, kern
B
Slot, titel, kern
C
handtekening, inleiding, kern, slot
D
inleiding, kern ,slot
Slide 7 - Quiz
Wat kan NIET in de inleiding van een artikel staan?
A
aanleiding
B
conclusie
C
vraag
D
antwoord
Slide 8 - Quiz
Als je een artikel schrijft....
A
begin je met de conclusie.
B
noem je alle deelonderwerpen in de inleiding.
C
schrijf je alle deelonderwerpen in een alinea.
D
heeft ieder deelonderwerp een eigen alinea.
Slide 9 - Quiz
Welke inleiding is goed?
A
Dit artikel schrijf ik, omdat er een discussie in de klas ontstond.
B
Dit artikel schrijf ik omdat, er een discussie in de klas ontstond.
C
Ik schrijf dit artikel, omdat er een discussie in de klas ontstond.
D
Hallo allemaal, dit artikel schrijf ik, omdat er een discussie in de klas ontstond.
Slide 10 - Quiz
Een aanleiding is een
A
reden
B
oorzaak
C
gevolg
D
reden+tijd
Slide 11 - Quiz
Tips hoofdletters
U schrijven we niet met een hoofdletter, tenzij je een artikel schrijft voor God.
Maanden (januari, februari, enz) schrijven we niet met een hoofdletter.
Alle namen schrijven we met een hoofdletter, dus ook plaatsnamen.
We beginnen alle zinnen met een hoofdletter.
Wanneer er ‘de’ of ‘van’ in iemands achternaam staat, dan gaan we hier als volgt mee om: Jan de Vries : na voornaam kleine letter ‘d’ Meneer De Vries: na meneer hoofdletter ‘D’
Slide 12 - Slide
Tips voor het artikel
- Titel boven de tekst
- Verwerk alle inhoudselementen in de tekst (markeren + afvinken)
- Zet je naam (en evt. school) onder het artikel
- Let op je taalgebruik! (kijk naar de doelgroep en let op spelling)