This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
LVB Quiz
Slide 1 - Slide
Stelling: Een risicokenmerk van ouders met een LVB is dat ze een onveilige hechting met het kind maken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Onder welke IQ-score valt een LVB?
A
111-120
B
70-85
C
85-50
D
50-<
Slide 3 - Quiz
Hoe heet het meetinstrument dat "Veilig Thuis" gebruikt om een LVB te constateren?
A
Scula
B
Scall
C
Scoll
D
Scill
Slide 4 - Quiz
Hoe kan iemand met een LVB zich gaan gedragen als er geregeld iets misgaat?
A
Faalangst en overschreeuwen
B
Gebrek aan zelfvertrouwen en druk of lastig gedrag
C
Teruggetrokken en neerslachtig
D
Alles wat hiervoor genoemd is
Slide 5 - Quiz
Stelling: Mensen met LVB worden vaker afgewezen door leeftijdsgenoten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Hoeveel van de Nederlandse bevolking heeft LVB, 1 op de ...?
A
9
B
22
C
15
D
17
Slide 7 - Quiz
Stelling: LVB gaat vaak samen met andere problematiek zoals Psychiatrische problematiek, medische problemen, leerproblemen en problemen in het gezin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Wat is geen gespecialiseerde hulpinstantie die met mensen met LVB werkt?
A
Middin
B
Mee
C
Impegno
D
's Heerenloo
Slide 9 - Quiz
Noem iets wat je kan toepassen als je iemand met LVB helpt?
Slide 10 - Open question
Wat kunnen positieve kenmerken zijn van mensen met LVB? Kies het juiste antwoord.
A
Goed omgaan met dieren, zinvol bezig zijn en enthousiast
B
Vriendelijk, altijd in voor leuke dingen en behulpzaam
C
Trots op eigen prestatie, vrolijk en goed richten op één taak
D
Eerlijk en direct, harde werkers en makkelijk contact leggen
Slide 11 - Quiz
Stelling: De uitdrukking Jip & Janneke taal komt, van/doordat zij altijd op een duidelijke en luide manier met elkaar spraken over simpele dingen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Wanneer denk je in een casus aan LVB?
A
Als men meerdere keren niet op afspraken verschijnt
B
Als de kinderen niet naar school gaan
Slide 13 - Quiz
Stelling: Een beperking kan ook ontstaan of in stand gehouden worden door sociale en opvoedingsfactoren, bijvoorbeeld doordat ouders niet goed in staat zijn het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling.