Oefenbeschouwing

1 / 24
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

De voorbereidingen
1. Maak een bouwplan. Schrijf in steekwoorden op wat je in de inleiding wilt zeggen (twee alinea's), welke visies/meningen je in het middenstuk wilt bespreken en wat je in het slot kwijt wilt. 

Slide 4 - Slide

De inleiding 
Eerste alinea = aandacht trekken door middel van: 
- een voorbeeld, of
- een anekdote, of
- geschiedenis, of
- actualiteit, of
- belang voor de lezer
Tip: begin met een originele openingszin



Slide 5 - Slide

Inleiding; tweede alinea
Tweede alinea = onderwerp introduceren door middel van :
- hoofdvraag; welke hoofdvraag wil je beantwoorden?

Hoe zou je zo'n hoofdvraag kunnen formuleren? Houd in je achterhoofd dat over jouw hoofdvraag een verschil van mening over moet bestaan. 
- wat te denken over….
- hoe kan het dat…
- wat zijn de voor- en nadelen van …..
- zou de overheid ...... 
- wat zijn de voor- en nadelen van …..

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Opbouw alinea : AUB
1. Visie/voor- of nadeel/argument (A)
2. Ondersteuning/subargument / uitleg(U)
3. Subargument/Voorbeeld/uitleg/ bewijs (B)
LET OP SIGNAALWOORDEN. 
Zorg dat alinea's op elkaar aansluiten. Geen mini-beschouwinkjes, maar één beschouwende, prettig leesbare tekst. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Schrijf je inleiding uit
Schrijf nu je middenstuk. Denk aan de twee functies. Laat de alinea's op elkaar aansluiten. 
Denk aan een pakkende openingszin. 

NB als je moeite hebt om te starten,  mag je je inleiding ook  schrijven na je middenstuk

Slide 10 - Slide

Het middenstuk
• Je kunt verschillende ‘deskundigen’ aan het woord laten die allen een andere mening
hebben over het onderwerp.
• Heb je een probleem beschreven in de inleiding? Dan komen in het middenstuk, de
oorzaken, gevolgen en oplossingen.
• Heb je een verschijnsel beschreven in de inleiding? Dan komen in het middenstuk de
verklaringen?
• Heb je een vraag gesteld in de inleiding? Dan komen in het middenstuk de
antwoorden (kan door overeenkomsten en verschillen).
• Heb je een dilemma aan de orde gesteld in de inleiding? Dan komen in het
middenstuk voor- en nadelen.
• Let op: het middenstuk bestaat uit minimaal zes alinea’s. Let op: je eigen visie  dring je niet op

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Werk de 6 alinea's van je middenstuk uit. 
De inleiding en slot worden gescheiden door een witregel.
Een alinea begint niet met ik en een alinea bestaat nooit uit één regel.
Een zin begint nooit met en, of, want, maar, omdat, echter.
Maak je zinnen niet te lang.
Maak geen gebruik van kopjes

Slide 13 - Slide

Opbouw alinea 
1. Visie/voor- of nadeel/argument
2. Ondersteuning/subargument
3. Voorbeeld/uitleg
Je kunt dit controleren door twee keer 'want' tussen de verschillende onderdelen van de alinea's te zetten. 
LET OP SIGNAALWOORDEN: iedere alinea begint met een signaalwoord (eerste zin), waardoor de alinea aansluit bij bovenstaande alinea.  Geen mini-beschouwinkjes, maar één beschouwende, prettig leesbare tekst. 

Slide 14 - Slide

Slot
Het slot in een beschouwing is vooral een samenvatting. Dit kan een samenvatting van de oplossingen zijn, van de verklaringen, van de antwoorden of een samenvatting van voor- en
nadelen. Ook vermeld je de conclusie (Afweging, conclusie van discussie). Let op: je houdt het opiniërend, dus je geeft geen eigen mening. Je houdt het bij een afweging voor de lezers. Je slot kan ook een toekomstverwachting bevatten.
Sluit origineel af. In het slot staat geen nieuwe informatie.

Slide 15 - Slide

Regels SE
- je krijgt een opdracht
- je krijgt je zelf samengestelde map terug met verschillende  extra artikelen
- gebruik het schrijfschema
- je moet van ieder boek minimaal een voorbeeld gebruiken

Slide 16 - Slide

180 minuten - indeling
1. Lees de artikelen. Markeer deskundigen + belangrijke info (voor/nadelen, visies, etc.): 30-40 min. 
2. Maak een bouwplan mét duidelijke vraag. Hier staat of valt je beschouwing mee. Denk ook vast na over aansluiting, signaalwoorden. 30 - 40 min. 
3. Uitschrijven. 60 min.
4. Herlezen en herschrijven. 40 min. 

Het bestaat niet dat je binnen 20 minuten een goede beschouwing schrijft. 

Slide 17 - Slide

Bronvermelding
- 4.1 Papier
Auteur, A. (jaar, dag maand). Titel van het artikel. Naam Krant, p.
 
Kennedy, J. C. (2006, 29 april). Geen allahu akbar, wel anders eten: Nederland worstelt met diversiteit en gelijkwaardigheid. NRC Handelsblad: Opinie & Debat, p. 13.

Slide 18 - Slide

Kooijmans, M. (2016). Jongeren verleiden uit de criminaliteit te blijven: Onderzoek naar talentgericht jongerenwerk. Vakblad Sociaal Werk, 17(6), 25-27. https://doi.org/10.1007/s12459-016-0105-z 


Slide 19 - Slide

In de tekst
Schrijf na een citaat en/of onderaan iedere alinea een nummer. De nummers in je bronnenlijst verwijzen naar de nummers in de tekst, zodat we kunnen zien welke bronnen je gebruikt hebt. 

Slide 20 - Slide

Tips
Alinea's
Geef in iedere alinea van het middenstuk aan welke groep/welk onderzoek/welke deskundige hier iets over heeft gezegd (de kapstok van je beschouwing).
Maak een koppeling tussen de alinea's: herhaling + signaalwoorden. 
Noteer onderaan iedere alinea de bron!

Slide 21 - Slide

6 Alinea's in je middenstuk (3 voor, 3 tegen)
Driedeling in alinea's: je punt, ondersteuning, toelichting (voorbeeld) ofwel aub (argument, uitwerking en voorbeeld)

Alinea's sluiten op elkaar aan door herhaling + signaalwoorden

Onderaan iedere alinea (of direct na citaat) noteer je de bronvermelding. 
Benoem in iedere alinea een deskundige (onderzoek/groep/bron)

Slide 22 - Slide

Tips
 Schrijfstijl
Maak je zinnen niet te lang
Begin zinnen niet met want, of, en, omdat, maar. Begin een zin met een hoofdletter, eindig met een punt.
Schrijf cijfers tot twintig en ronde getallen uit en gebruik geen afkortingen. 
Begin alinea's niet met ik (wij). 
Maak geen spelfouten

Slide 23 - Slide

Tips
4. Slot: herhaal de visies en eindig met een uitsmijter. Maak de cirkel rond (sluit aan bij je startzin)
5. Vergeet de titel niet
 6. Maak een gelijke verdeling van de alinea's!
6. Maak geen taal- of schrijffouten!
7. Maak een bronnenlijst (alfabetisch of achternaam auteur) en noteer onderaan iedere alinea welke bron je hebt gebruikt.  
8. Gebruik ten minste drie van de gegeven bronnen. 
9. Herschrijf en lever beide versies in. 

Slide 24 - Slide