Schrijfvaardigheid taalverzorging

Leerjaar 2 | Periode 1 | Schrijfvaardigheid
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerjaar 2 | Periode 1 | Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Slide


Hoe zit je erbij vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Slide

Wat is het doel van deze e-mail?
A
Informeren
B
Vermaken
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 4 - Quiz

Welke van de volgende slotzinnen zou ook onderaan deze e-mail passen?
A
Hopende u voldoende te hebben geïnformeerd verblijf ik met de meeste hoogachting,
B
Check jullie later!
C
Ik hoor graag van jullie.
D
Joeeee!

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruiken
we een hoofdletter?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Hoe schrijf ik mevrouw molendijk correct?
A
mevrouw molendijk
B
Mevrouw Molendijk
C
mevrouw Molendijk
D
Mevrouw molendijk

Slide 8 - Quiz

Waarom is het belangrijk hoofdletters en punten te schrijven?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoe schrijf ik jordi van den berg?
A
Jordi Van Den Berg
B
jordi van den Berg
C
Jordi van den Berg
D
jordi van den berg

Slide 15 - Quiz

Welke zin is goed?
A
meneer Otten geeft les.
B
Meneer Otten geeft les.
C
Meneer otten geeft les
D
meneer Otten geeft les

Slide 16 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De oude vrouw is moe omdat ze veel gelopen heeft
B
de oude vrouw, is moe omdat ze veel gelopen heeft
C
De oude vrouw is moe omdat ze veel gelopen heeft.
D
De oude vrouw is moe, omdat ze veel gelopen heeft.

Slide 17 - Quiz

Test! 

Vul de juiste antwoorden in. 


Doel: zo min mogelijk fouten maken! 




Slide 18 - Slide

Hoe schrijf je:
engelse drop
A
Engelse drop
B
engelse drop
C
Engelse Drop
D

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari

Slide 20 - Quiz

Hoe schrijf je:
maarten van der aa
A
Maarten van der aa
B
maarten Van der Aa
C
Maarten Van Der Aa
D
Maarten van der Aa

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je:
's avonds ga ik slapen
A
's avonds ga ik slapen.
B
's Avonds ga ik slapen.
C
'S avonds ga ik slapen.

Slide 22 - Quiz

Hoe schrijf je:
ik ga met pasen naar parijs

A
Ik ga met Pasen naar Parijs.
B
Ik ga met Pasen naar parijs.
C
Ik ga met pasen naar Parijs.
D
ik ga met Pasen naar Parijs.

Slide 23 - Quiz

Hoe is het gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Meer oefenen?
  • Google eens op 'oefeningen taalverzorging'
  • Vraag om oefenopdrachten
  • Beterspellen.nl

Slide 25 - Slide

Taalvoutje

Slide 26 - Slide