Je weet (weer) wat een lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord is.
Slide 2 - Slide
Lesprogramma
- Lezen (10 min)
- Terugblik (10 min)
- Uitleg lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden
- Zelfstandig werken aan opdrachten
-Afsluiting
Slide 3 - Slide
Lekker lezen
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Terugblik
Zinnen ontleden in zinsdelen:
Stap 1: persoonsvorm zoeken (3 manieren)
Stap 2: zinsdeelstrepen zetten
Stap 3: onderwerp zoeken (vraag: wie of wat persoonsvorm?)
Stap 4: Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin
Slide 5 - Slide
Diagnostische toets
PV: goed
Zinsdelen: meer dan 3 fout = extra oefenen
Onderwerp: meer dan 1 fout = extra oefenen (volgende week)
Werkwoordelijk gezegde: meer dan 1 fout = extra oefenen (over twee weken
Slide 6 - Slide
Meest gemaakte fouten
1. De adviseurs van de ministers zullen morgen om drie uur arriveren met het vliegtuig. (onderwerp)
2. Irene zag gisteren mevrouw de Vries met haar grote hoed. (zinsdeelstreep teveel)
3. In tropische landen zoals Indonesie wordt rijst verbouwd (onderwerp)
Slide 7 - Slide
werkwoordelijk gezegde
Soms is een werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking.
bijv. Hij is met de noorderzon vertrokken.
wwg: is met de noorderzon vertrokken.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Woord van de week
- uitdaging: gebruik deze tijdens de les of thuis
- volgende week vrijdag, check woordenschatschriftjes: minimaal vijf woorden.
Slide 10 - Slide
Twee verschillende manieren van ontleden
ZINSDELEN - redekundig ontleden
WOORDSOORTEN - taalkundig ontleden
- je kunt pv, wwgez en het ow in een zin vinden
- je kunt zinsdeelstrepen op de juiste plaats in een zin zetten
- je kunt lw, zn, bn, ww en vz in een zin herkennen
- je kent het verschil tussen voorzetsels en delen van een splitsbaar werkwoord
Slide 11 - Slide
Hoeveel lidwoorden tel je?
De zomer is voorbij. Het is bijna herfst en het regent regelmatig. De bladeren verkleuren en de dagen worden korter.
Slide 12 - Slide
Hoeveel lidwoorden tel je?
De zomer is voorbij. Het is bijna herfst en het regent regelmatig. De bladeren verkleuren en de dagen worden korter.
Slide 13 - Slide
Lidwoord
de, het, een
maar moet ook horen bij
...een zelfstandig nw (zn)
Slide 14 - Slide
Hoeveel zelfst. nw tel je?
De zomer is voorbij. De bladeren verkleuren en de dagen worden korter. Michael fietst al vaak door de donkere nacht.
Slide 15 - Slide
Hoeveel zelfst. nw tel je?
De zomer is voorbij. De bladeren verkleuren en de dagen worden korter. Michael fietst vaak door de donkere nacht.
Slide 16 - Slide
Zelfstandig nw
duidt mens, dier, plant, ding of gevoel aan
eigennaam is ook zn
heeft meestal een enkelvoud en een meervoud
kan meestal verkleinwoord krijgen
kan vaak een lidwoord krijgen
Slide 17 - Slide
Welke bn in deze zinnen?
De grote boze wolf maakte vreemde sprongen toen de stoere jager op hem af kwam. Al snel verstopte hij zich achter een brede boom en hield zijn stinkende adem in.
Slide 18 - Slide
Welke bn in deze zinnen?
De groteboze wolf maakte vreemde sprongen toen de stoere jager op hem af kwam.
Al snel verstopte hij zich achter een brede boom en hield zijn stinkende adem in.
Waarom is 'snel' geen bn?
Slide 19 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
zegt iets over zn: stoer, lief, groen
meestal vóór het zn
korte vorm (geen e) en lange vorm (met e)
stoffelijk: gouden, plastic: één vorm
bijv.gebruikt volt dw: de gewonnen wedstrijd
Slide 20 - Slide
Aan de slag
Wat: lees de theorie op blz. 30 en maak opdracht 1 lees de theorie op blz. 60 en maak opdracht 1, 3 en 4.
Hoe: 1e 5 minuten in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen