Nederlands BBL en KBL taalverzorging spelling van werkwoorden 1

In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is een werkwoord
Elke zin heeft een persoonsvorm
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is een werkwoord
Elke zin heeft een persoonsvorm

Slide 1 - Slide

de persoonsvorm is het werkwoord dat met het onderwerp mee verandert


ik loop => wij lopen
wij verhuizen => jij verhuist

Slide 2 - Slide

de persoonsvorm is het werkwoord dat met de tijd mee verandert


Ik ben naar Almere verhuisd => ik was naar Almere verhuisd
Wij hopen op een mooi cadeau => Wij hoopten...

Slide 3 - Slide

PV in de TT
de ik-vorm 
de ik-vorm + T
meervoud

Slide 4 - Slide

ingewikkeld of er wel of niet een T bij moet?

Check met het werkwoord LOPEN
ik loop / jij loopt / loop jij? / hij loopt

Slide 5 - Slide

Wat is de pv?
Mijn beste vriendin heeft gisteren een nieuwe jurk gekocht
A
vriendin
B
heeft
C
gekocht
D
mijn beste vriendin

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Vorig jaar is Hafsa naar Lelystad verhuisd
A
jaar
B
is
C
Hafsa
D
Verhuisd

Slide 7 - Quiz

Wat is de pv?
Jean Bouquet wil leren voetballen
A
Jean Bouquet
B
wil
C
leren
D
voetballen

Slide 8 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik heb de schat nog steeds niet ontdekt.
A
Ik
B
heb
C
schat
D
ontdekt

Slide 9 - Quiz

schrijf de pv van WORDEN in de TT. Gebruik alleen een spatie.
ik... / jij.... / .... jij? / hij.... / wij....

Slide 10 - Open question

schrijf de pv van VERHUIZEN in de TT. Gebruik alleen een spatie.
ik... / jij.... / .... jij? / hij.... / wij....

Slide 11 - Open question

schrijf de pv van BESTEDEN in de TT. Gebruik alleen een spatie.
ik... / jij.... / .... jij? / hij.... / wij....

Slide 12 - Open question

PV in de VT
Er zijn sterke werkwoorden (de klank verandert)
Er zijn zwakke werkwoorden (ik-vorm + TE(N) of DE(N)

Slide 13 - Slide

Sterke werkwoorden
ik loop / ik liep
ik denk / ik dacht
ik word / ik werd

Slide 14 - Slide

Zwakke werkwoorden
ik werkTE / wij werkTEN
ik fietsTE / wij fietsTEN
ik antwoordDE / wij antwoordDEN
ik beloofDE / wij beloofDEN

Slide 15 - Slide

schrijf de pv van WORDEN in de VT. Gebruik alleen een spatie.
ik... / wij....

Slide 16 - Open question

schrijf de pv van WERKEN in de VT. Gebruik alleen een spatie.
ik... / wij....

Slide 17 - Open question

schrijf de pv van ANTWOORDEN in de VT. Gebruik alleen een spatie.
ik... / wij....

Slide 18 - Open question

schrijf de pv van RADEN in de VT. Gebruik alleen een spatie.
ik... / wij....

Slide 19 - Open question

een voltooid deelwoord begint meestal met GE

De pv in die zin is meestal een vorm van HEBBEN, ZIJN of WORDEN

Slide 20 - Slide

voltooid deelwoord
ik heb gelopen
ik word opgemaakt
ik ben geslaagd
ik had gezien
ik werd geholpen
ik was ontdekt 

Slide 21 - Slide

soms geen GE
ik heb ONTdekt
ik heb BEkend
ik heb ERvaren
het is GEbeurd
ik ben VERgeten

Slide 22 - Slide

Het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord eindigt op een T of een D

Slide 23 - Slide

om te weten of het een 
T of een D is

Doe je de verlengproef. Zet er een E achter..

Ik ben verhuisD (e)
ik heb gewerkT (e)

Slide 24 - Slide

Schrijf het voltooid deelwoord correct.
Ik heb (FIETSEN)

Slide 25 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord correct.
Ik heb (BEKENNEN)

Slide 26 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord correct.
Ik ben (ONTDEKKEN)

Slide 27 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord correct.
Ik word (BEKIJKEN)

Slide 28 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord correct.
Het boek is (SCHRIJVEN)

Slide 29 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord correct.
Ik ben (slagen)

Slide 30 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord correct.
Ik ben (SLAAN)

Slide 31 - Open question

nu ga je schrijven...
in de ik vorm 
de pv in de TT [spatie] pv in de VT [spatie] voltooid deelwoord

Slide 32 - Slide

WERKEN
ik ..TT.. [spatie] ik ..VT.. [spatie] ik heb/ben/word..VD..

Slide 33 - Open question

ANTWOORDEN
ik TT VT VD

Slide 34 - Open question

LOPEN
TT VT VD

Slide 35 - Open question

INFORMEREN
TT VT VD

Slide 36 - Open question

KOKEN
TT VT VD

Slide 37 - Open question

KOPEN
TT VT VD

Slide 38 - Open question

RADEN
TT VT VD

Slide 39 - Open question

interrumperen

Slide 40 - Open question