1. Los bocadillos están encima de la mesa
2. El libro de español está detrás de la silla
3. Estoy delante del supermercado.
4 Estás al lado de la escuela
Let op:
- na de plaatsbepaling komt het woordje 'de'
- als na het voorzetsel 'de' het lidwoord 'el' komt voeg je de twee woorden samen --> de el wordt dan del