Herhalen paragraaf 1.1
Uitgaven, inkomsten, spaarmotieven
Hoe gingen de rekenopdrachten? ( samen doornemen)
1.2 Wat is geld?
--> Wat zijn de functies van geld?
--> Wat is ruilen?
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Je ruilt het ene product tegen het andere product.
Dit noem je Directe ruil.
Het ruilen van producten tegen geld is kopen.
Veel duidelijker omdat het soms onduidelijk is hoeveel appels 3 peren waard is.
1. Ruilmiddel ( betaalmiddel dus)
2. Spaarmiddel ( je kan het lang bewaren, varkens niet)
3. Rekenmiddel ( zo weet je hoeveel iets waard is)