Voorzetselvoorwerp: zinsdeel dat begint met een vast voorzetsel
Ik | denk | vaak | aan die vakantie.
_O ==== ________________V
- Het zinsdeel 'aan die vakantie' begint met een voorzetsel: aan.
- 'Aan' hoort hier bij het werkwoord 'denken'. Je denkt namelijk aan iets.
Je kunt dit niet veranderen in een ander voorzetsel. 'Denken op'.
Je hebt dit voorzetsel nodig voor de betekenis van 'denken aan'.