Thema 3 les 1

Thema 3 les 1
Doel:
- Je oefent met woorden bij het thema goede doelen.
- Je leert wat tegenstellingen zijn.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 3 les 1
Doel:
- Je oefent met woorden bij het thema goede doelen.
- Je leert wat tegenstellingen zijn.

Slide 1 - Slide

Kijk goed naar de  onderstaande woorden.
Welke woorden horen bij elkaar?


Goed, licht, slecht, donker, dik, zwart, dun en wit.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Zoek de tegenstellingen bij elkaar.
Kies uit:


Aannemen, wegbrengen, stoppen, duidelijk, ophalen, afwijzen, verplicht, zwijgzaam, vrijwillig, spraakzaam, vaag en doorgaan.

Slide 4 - Slide

Een tegenstelling is een woord met een tegenovergestelde betekenis. Bijvoorbeeld niet licht, maar donker.

Een gevolg heeft altijd een oorzaak.
Oorzaak: het regent. Gevolg: ik word nat.
Oorzaak: er is lawaai. Gevolg: ik kan mij niet concentreren. 


Slide 5 - Slide

Wil je een wit of zwart papier?
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 6 - Quiz

Ik ben erg moe, dus ik ga vroeger naar bed dan normaal.
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 7 - Quiz

Ik heb mijn teen gestoten, daarom doet mijn teen pijn.
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 8 - Quiz

Ik heb teveel snoep gegeten en daardoor een gaatje.
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 9 - Quiz

Wil je dat aannemen of wegbrengen?
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 10 - Quiz

Ik vind schrijven niet leuk, daardoor kun je mijn handschrift niet goed lezen.
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 11 - Quiz

Ga je niks doen of kom je in actie?
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 12 - Quiz

Ik heb het nu heel druk, maar straks rustig.
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 13 - Quiz

Doordat de auto stuk was, konden we niet naar het winkelcentrum.
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
Maak  de taken die klaarstaan op taaloefenen.nl

Klaar?
Je mag een spelletje doen op taaloefenen.nl

Slide 15 - Slide