leei spelling: afkortingen en meervouden

Afkortingen & meervouden
lesdoel: ik weet hoe ik afkortingen moet gebruiken
lesdoel: ik weet hoe ik een meervoud moet schrijven
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Afkortingen & meervouden
lesdoel: ik weet hoe ik afkortingen moet gebruiken
lesdoel: ik weet hoe ik een meervoud moet schrijven

Slide 1 - Slide

Welke afkorting is correct geschreven?

circa
A
ca
B
c.a.
C
c.a
D
ca.

Slide 2 - Quiz

Welke afkorting is correct geschreven?

aanstaande
A
as
B
a.s.
C
as.

Slide 3 - Quiz

Welke afkorting is correct geschreven?

doctorandus
A
drs
B
DRS.
C
drs.
D
Drs

Slide 4 - Quiz

Wat is de afkorting van:

onder andere
A
O.A.
B
OA
C
o.a.
D
oa

Slide 5 - Quiz

Hoe schrijf je de afkorting?
A
vmbo
B
v.m.b.o.
C
VMBO
D
V.M.B.O.

Slide 6 - Quiz

Wat is de afkorting van 'alstublieft'
A
aub
B
a.u.b.

Slide 7 - Quiz

Regel meervouden:

- Na e, eau en ui = vaste s zoals etuis, horloges, bureaus

- Na a, i, o, u en y = 's zoals taxi's, foto's, baby's

- Na afkortingen 's zoals cd's, bv's

- fotografen, filosofen (soms wordt -f geen -v)

- Na ie zonder klemtoon 'n zoals poriën, oliën

- Na ee/ie met klemtoon ideeën, industrieën


Slide 8 - Slide

meervoud
A
kroketten
B
kroketen

Slide 9 - Quiz

Welke woorden zijn allemaal goed gespeld?
A
gedachtes - feeën - politicussen
B
gedachten - feën - politicussen
C
gedachtes - feën - politici
D
gedachten-feeën - politici

Slide 10 - Quiz

Welk meervoud is correct?
A
taxis
B
taxi's
C
taxies
D
taxie's

Slide 11 - Quiz

Welk meervoud is correct?
A
dominee's
B
dominees

Slide 12 - Quiz

Welk meervoud is correct?
A
caloriën
B
calorieën

Slide 13 - Quiz

Welk meervoud is correct?
A
Antroposofen
B
Pindaas
C
Gemenerikken
D
Etui’s

Slide 14 - Quiz

Welk meervoud is correct?
A
Olieën, Sleeën Wolven
B
Oliën Sleën Wolven
C
Oliën Sleeën Wolven
D
Oliën Sleeën Wolfen

Slide 15 - Quiz

Schrijf het meervoud op:
collega, medium, café, laboratorium.

Slide 16 - Open question

Ik ga de afkortingen en meervouden correct schrijven
A
100% zeker weten
B
75%, meestal wel
C
50%
D
25%

Slide 17 - Quiz