Oriëntatietoets examenbundel

Oriëntatietoets examenbundel
*Deze toets staat in de examenbundel en heeft ongeveer evenveel vragen als het CE.
*Je kan de scores invoeren op examenbundel.nl bij het onderdeel Antwoorden Oriëntatietoets voor havo geschiedenis.
Zo krijg je een overzicht wat je nog extra kan oefenen voor het examen.
* Je mag  de vragen op papier maken of in deze LessonUp
* De antwoorden staan in de roze slides na de vragen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oriëntatietoets examenbundel
*Deze toets staat in de examenbundel en heeft ongeveer evenveel vragen als het CE.
*Je kan de scores invoeren op examenbundel.nl bij het onderdeel Antwoorden Oriëntatietoets voor havo geschiedenis.
Zo krijg je een overzicht wat je nog extra kan oefenen voor het examen.
* Je mag  de vragen op papier maken of in deze LessonUp
* De antwoorden staan in de roze slides na de vragen

Slide 1 - Slide

Oriëntatietoets blz. 21
Vraag 1 t/m 4

Slide 2 - Open question

Oriëntatietoets blz. 22
Vraag 5 t/m 10

Slide 3 - Open question

Oriëntatietoets blz. 23
Vraag 11 t/m 13

Slide 4 - Open question

Oriëntatietoets blz. 24
Vraag 14

Slide 5 - Open question

Oriëntatietoets blz. 25
Vraag 15 t/m 17

Slide 6 - Open question

Oriëntatietoets blz. 26
Vraag 18 t/m 23

Slide 7 - Open question

Oriëntatietoets blz. 27
Vraag 24 t/m 27

Slide 8 - Open question

Oriëntatietoets blz. 28
Vraag 28 t/m 30

Slide 9 - Open question

Antwoorden oriëntatietoets
1. De juiste volgorde is:
2 – 6 – 4 – 5 – 1 – 3
Opmerking: als door het weglaten van één foutief geplaatst nummer een verder complete reeks ontstaat, mag 1 scorepunt worden toegekend.
De genoemde gebeurtenissen zijn allemaal verplichte jaartallen die je moet kennen voor je examen. Ze maken deel uit van de vastgestelde examenstof.
Hieronder het juiste jaartal per gebeurtenis:
1 = 1851 2 = 1620 3 = 1885 4 = 1776 5 = 1833 6 = 1765

Slide 10 - Slide

Vraag 2
Kern van een juist antwoord is:
– Pullmotieven: (een van de volgende) 1p
   • mogelijkheid om volgens eigen geloofsregels een samenleving op te bouwen;
   • ruimte voor nieuwe landbouwgebieden en winnen van kostbare delfstoffen;
   • handelsmogelijkheden met de inheemse bevolking van Noord-Amerika.
– Pushmotieven: (een van de volgende) 1p
   • geloofsvervolging in Engeland;
   • snelle bevolkingsgroei in Engeland waardoor de economische kansen op succes kleiner waren.

Slide 11 - Slide

Vraag 3, 4, 5
3. Kern van een juist antwoord is:
– De inheemse bevolking was niet eensgezind in hun strijd tegen de Engelse kolonisten (de Engelse kapitein kreeg hulp van indianenvolkeren tegen de Pequot). 1p
– De inheemse bevolking kon zich onvoldoende verdedigen tegen de oorlogsvoering van de Engelse kolonisten. 1p
– De kolonisten voelden zich gesteund door God die volgens hen aan hun kant stond (“het licht van Gods woord schijnt over ons handelen”). 1p

4. Kern van een juist antwoord is een juiste verwijzing naar de trans-Atlantische slavenhandel (1p) met daarbij een uitleg (1p) van de manier waarop dit de exploitatie van de Spaanse koloniën beïnvloedde.

5. Kern van een juist antwoord is:
– Samuel Sewall stelt vast dat alle mensen gelijk zijn aan elkaar (wat overeenkomt met een Verlichtingsideaal). 1p
– Hierdoor stelt hij de slavernij ter discussie en is daarmee een voorloper van het abolitionisme (dat streeft naar afschaffing van de slavernij). 1p

Slide 12 - Slide

Vraag 6 en 7
6.  Kern van een juist antwoord is:
– door de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten verloren de Britten hun greep op de handelsstromen tussen Noord-Amerika en Europa. 1p
– door het ineenstorten van de plantage-economieën in Barbados en Jamaica verloren de Britten een groot deel van hun inkomsten uit deze koloniën. 1p
– Hierdoor nam het belang van India als wingewest en leverancier van grondstoffen verder toe voor Groot-Brittannië en werd het voor de Britten belangrijk ook bestuurlijk meer grip te krijgen op de kolonie (om te voorkomen dat er ontwikkelingen zou plaatsvinden die ongunstig waren voor het Britse (handels-)belang). 1p

7. Kern van een juist antwoord is (twee van de volgende): 2p
– De industrialisatie begon in de textielindustrie waarvoor veel katoen nodig was. Dat groeide niet in Groot-Brittannië zelf maar wel in veel koloniën (zoals Brits-Indië).
– De industrialisatie kon alleen tot ontwikkeling komen door veel investeringen. Groot-Brittannië kon daarvoor de grote winsten uit de koloniën gebruiken.
– De koloniën vormden voor de fabrieken in Groot-Brittannië extra afzetmarkten waardoor de industrie snel kon blijven groeien.

Slide 13 - Slide

Vraag 8 en 9
8.  industriegebieden nu konden stemmen, 1p
– wat een overwinning betekende voor de ondernemers, omdat nu hun (industriële) belangen in het parlement naar voren konden worden gebracht. 1p

9. Voorbeeld van een juist antwoord is:
– Voor alle fabrieksarbeiders gold dat zij (een van de volgende): 1p
• (tot ongeveer 1840) met huisnijverheid het gezinsinkomen konden aanvullen.
• de vrouwen / de kinderen in de fabriek konden laten werken.
• van de bedeling steun konden krijgen.
– Als extra mogelijkheid voor fabrieksarbeiders op het platteland: zij hadden vaak een stukje grond om groenten en aardappelen op te verbouwen, in de stad was daarvoor geen ruimte in de arbeiderswijken. 1p
– Door de Factory Acts hadden de kinderen en vrouwen uit de stedelijke arbeidersgezinnen minder tot geen mogelijkheid meer om in de fabrieken te werken omdat hiervoor nu beperkende maatregelen golden. Zij konden dit verlies van inkomen niet opvangen door zelf groenten en aardappelen te gaan verbouwen. 1p

Slide 14 - Slide

Vraag 10, 11, 12
10. Kern van een juist antwoord is: (twee van de volgende) 2p
– Men was bang voor besmettelijke ziekten die vanuit de arbeiderswijken konden overwaaien naar de ‘nettere’ buurten.
– Mensen wilden vanuit christelijke motieven de leefomstandigheden van arbeiders verbeteren.
– Vanuit morele overwegingen vonden mensen uit de gegoede burgerij dat arbeiders opgevoed moesten worden tot nette burgers.

11. Doordat het leger zo de mythe kon handhaven dat het niet verslagen was (omdat de burgerregering de wapenstilstand sloot) (1p), kon de nederlaag geweten worden aan de democraten die verraad hadden gepleegd / het leger in de rug hadden gestoken (1p).

12. – De prent laat duidelijk zien wie de angsthazen zijn (de Fransen) en wie de overwinnaars zijn (de Duitsers) in de strijd. Dit is een voorbeeld van propaganda omdat de Duitse soldaat als held wordt neergezet en er een positief beeld wordt geschetst van de voortgang in de oorlog. 1p
– In werkelijkheid was het Duitse leger niet aan de winnende hand, maar door censuur werd negatieve berichtvorming zo veel mogelijk uit de kranten gehaald. 1p

Slide 15 - Slide

Vraag 13 en 14
13. Kern van een juist antwoord is:
– bij 1: Als gevolg van de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog moest de autocratische keizer het veld ruimen (en kwam er een volwaardige parlementaire democratie tot stand). 1p
– bij 2: Door de zware herstelbetalingen/de eenzijdige schuldigverklaring van Duitsland aan de Eerste Wereldoorlog kregen de democraten de schuld van de slechte omstandigheden in de jaren 1930 / werd het klimaat geschapen waarin een machtsovername van de nationaalsocialisten mogelijk werd. 1p
14. – Zoals op de prent te zien is, heeft de brand van de Rijksdag de kiezers warmgemaakt voor de nieuwe verkiezingen. Zoals de titel luidt, kwam het vuurtje Hitler goed van pas. 1p
– De brand had tot gevolg dat de communisten de schuld kregen, politieke leiders van de KPD en duizenden tegenstanders van Hitler werden opgepakt. Vervolgens behaalde de NSDAP bijna 44% van de stemmen en kwam er een nationalistische regering onder leiding van Hitler. 1p
– De nationalistische regering bleef hameren op een ‘communistische’ dreiging waardoor de noodsituatie werd uitgeroepen en een Machtigingswet werd ingediend bij de Rijksdag. Alleen de SPD stemde tegen deze wet (de parlementsleden van de communistische partij waren opgepakt of zaten ondergedoken), waardoor de democratie werd afgeschaft en Hitler de absolute macht in handen kreeg. 1p


Slide 16 - Slide

Vraag 15 en 16
15.Kern van een juist antwoord is:
– Duitsland is in 1936 een racistische staat, omdat er in de wetgeving onderscheid wordt gemaakt tussen joodse boeren en ‘Arische’ boeren. 1p
– Duitsland is in 1936 een totalitaire staat, omdat de overheid doordringt op alle gebieden van het leven, omdat de staat samenwerking met de joodse boer verbiedt. 1p
– Dat Duitsland in 1936 een totalitaire staat is, kun je niet uit deze bron afleiden, omdat elke moderne staat regels voorschrijft die ingrijpen op alle terreinen van het dagelijks leven. 1p

16. Kern van een juist antwoord is:
– Op politiek terrein was er een nieuw begin nodig door de beëindiging van het Derde Rijk/het verslaan van het nazi-bewind / de bezetting door de geallieerden / het opgeven van de eigen soevereiniteit door de onvoorwaardelijke capitulatie. 1p
– Op economisch terrein was een nieuw begin nodig doordat de Duitse industrie / de stedelijke infrastructuur grotendeels was verwoest. 1p

Slide 17 - Slide

Vraag 17
17. Twee citaten uit de bron die de economische motieven voor de Marshallhulp aangeven: 2p
– “dat Europa aanzienlijk meer hulp nodig heeft om een ernstige economische, sociale en politieke achteruitgang te voorkomen.” Amerika wil Europa behoeden voor een economische crisis die Europa vatbaar zal maken voor het communisme.
– “te helpen bij de terugkeer van een normale, gezonde economie in de wereld” om er zeker van te zijn dat Amerika een stabiele handelspartner heeft in Europa.
Uit de bron wordt duidelijk dat de Marshallhulp gezien kan worden als onderdeel van de containmentpolitiek: “meer hulp nodig heeft om een ernstige economische, sociale en politieke achteruitgang te voorkomen”. Ondanks de ontkenning aan het einde van de bron van het Amerikaanse beleid gericht is “tegen enig land of doctrine”. 1p

Slide 18 - Slide

Vraag 18 en 19
18. Kern van een juist antwoord is:
– In het communistische Oost-Duitsland was geen vrije pers, waardoor de Oost-Duitse kranten wel konden schrijven dat de muur diende om het fascistische/kapitalistische Westen buiten Oost-Duitsland te houden, want dat was propaganda voor het eigen communistische systeem, 1p
– maar meestal niet dat Oost-Duitsland er zo slecht voorstond dat er een muur gebouwd moest worden om de economie te redden, want daaruit zou blijken dat het communistische systeem geen succes was. 1p

19. – de regering Brandt zocht daadwerkelijk toenadering tot de DDR via de Sovjet-Unie, 1p
– wat verklaard kon worden omdat men de verstarde verhouding tussen Oost- en West-Duitsland wenste te versoepelen. 1p
Als element van continuïteit:
– de regering Brandt bleef vasthouden aan de weigering de DDR volkenrechtelijk te erkennen, 1p
– wat verklaard kon worden omdat in de grondwet het streven naar Duitse eenheid vastgelegd was / het openlijk loslaten van het streven naar eenheid in binnenlands politiek opzicht niet haalbaar was. 1p

Slide 19 - Slide

Vraag 20, 21, 22
20. – De Duitse deling is veroorzaakt door de verdeling na de Tweede Wereldoorlog van de wereld in twee machtsblokken / de Koude Oorlog. 1p
– De ervaringen met Duitsland in de twintigste eeuw waren voor de omringende landen niet positief / de Eerste en de Tweede Wereldoorlog werden gezien als door Duitsland veroorzaakt. 1p
– Kohl probeert deze angst weg te nemen door de Duitse hereniging in verband te brengen met de Europese eenwording / door te benadrukken dat de Europese eenwording door moet gaan. 1p

21. De wederopbouw vroeg om samenwerking en beide zuilen vonden dat de overheid een grotere rol moest spelen in de economie en armoede moest bestrijden met sociale wetten. De politici geloofden in een maakbare samenleving. 1p

22. Kern van een juist antwoord is:
De kolen- en staalindustrie leverde de grondstoffen voor de bewapening. 1p
– Door elkaars industrie op dit terrein te controleren/gezamenlijk te beheren, kon voorkomen worden dat één van de landen (met name Duitsland en Frankrijk) zich (stiekem) zou gaan bewapenen. 1p

Slide 20 - Slide

Vraag 23 en 24
23. Voorbeeld van een juist antwoord is:
– De handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw hield in dat zij in juridisch opzicht als minderjarig werd beschouwd / geen juridische documenten mocht tekenen zonder toestemming van haar man. 1p
– Het was algemeen aanvaard dat mannen en vrouwen verschillende rollen hadden in de maatschappij. Dit traditionele rolpatroon betekende dat de man het geld verdiende en beheerde, en de vrouw verantwoordelijk was voor het huishouden. 1p

24. Kern van een juist antwoord is: (twee van de volgende) 2p
– Doordat jongeren meer (en hoger) onderwijs volgen worden ze mondiger.
– Omdat jongeren meer geld te besteden hebben worden ze veeleisender.
– Door de verandering in de opvoeding worden jongeren gestimuleerd mee te denken over maatschappelijke en politieke kwesties.
– De opkomst van de televisie zorgt voor een grotere uitwisseling van informatie en ideeën.

Slide 21 - Slide

Vraag 25 en 26
25.  Kern van een juist antwoord is:
Door de groei van de welvaart in Nederland nam de behoefte aan (goedkope) arbeidskrachten (uit het Middellandse Zeegebied) voor ongeschoold werk toe. 1p
Nederland werd aantrekkelijk voor (arbeids)immigranten en zo kwamen er steeds meer mensen met een andere culturele achtergrond in Nederland wonen. 1p

26. Kern van een juist antwoord:
Door de economische crisis raakte de verhouding tussen het werkende deel van Nederland en mensen met een uitkering uit balans. De verzorgingsstaat leek onbetaalbaar te worden. De rechts-liberale regering geloofde niet meer in de maakbare samenleving (zoals de politici in de jaren 1950-1970), wel in de zelfredzaamheid van de burger. De verzorgingsstaat werd ingeperkt en staatsbedrijven werden geprivatiseerd (bezuinigingspolitiek). 1p


Slide 22 - Slide

Vraag 27
27. Kern van een juist antwoord is:
– Het poldermodel houdt in dat in Nederland veel overlegd wordt tussen de overheid, werkgevers, vakbonden en andere organisaties om zo samen tot overeenstemming te komen. Dit wordt ook wel een ‘overlegeconomie’ genoemd. 1p
– Uit de bron blijkt dat werkgevers- en werknemersorganisaties samen met het kabinet tot een ‘sociaal akkoord’ zijn gekomen en dat zij daar alle drie belang bij hebben. 1p
– Door vakbonden en werkgevers een belangrijke rol te geven in het vormgeven van het sociaal-economische beleid van de regering, ontstaat er meer evenwicht in de samenleving. Als alle partijen rekening houden met ieders opvattingen, en blijven overleggen tot er een compromis bereikt is, zorgt dat voor meer arbeidsrust / minder stakingen. 1p

Slide 23 - Slide

Vraag 28
28. Kern van een juist antwoord is:
Twee van de volgende oorzaken: 2p
– Problemen zoals werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit werden onvoldoende onderkend.
– Verzoenende taal en overleg door de regering (i.p.v. een harde aanpak)
– Men leeft langs elkaar heen en kijkt de andere kant op dus slechte integratie en gebrek aan vereniging.
Gevolg voor de Nederlandse samenleving: 1p
Er kwam steeds meer kritiek op multiculturalisme met als gevolg dat er een open debat werd gevoerd over het immigratiebeleid. Het nieuwe overheidsbeleid (vanaf 2002) was gericht op assimilatie van groepen migranten / er kwam een verplichtend integratiebeleid. Ook nam de maatschappelijke steun voor anti-islam politiek toe.

Slide 24 - Slide

Vraag 30
30. Kern van een juist antwoord is:
De economische crisis van 2008 tastte de hele wereldeconomie aan en overheden moesten met reddingsplannen komen om de schade in hun land te beperken. De Europese Unie moest verschillende maatregelen treffen om de Eurolanden met financiële problemen bij te staan. 1p
De prent laat zien dat het varken EU (Europese Unie) voor (steeds meer) landen een financiële steun biedt zodat zij overeind blijven staan. De lidstaten moeten hiervoor opdraaien. 1p

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link