M2 H2 Balansmethode

Balansmethode
1 / 28
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Balansmethode

Slide 1 - Slide

Balansmethode
In deze LessonUp leer je hoe je vergelijkingen oplost met de balansmethode.
Deze methode is in de wiskunde erg belangrijk.
 We gaan het in de volgende stapjes doen:

Introductie: Wat is een vergelijking?
Hoe werkt de balansmethode?
Simpele vergelijkingen oplossen met de balansmethode


Slide 2 - Slide

Doel van deze les
Doel: Ik weet wat een vergelijking is en kan eenvoudige vergelijkingen oplossen met de balansmethode: 


Slide 3 - Slide

Wat is een vergelijking?
Uitleg: 
Stel een kok kan zijn verdiensten uitrekenen met de formule
verdiensten = 8t + 2
t is de tijd in uren dat hij werkt
Ik wil weten hoeveel uur hij moet werken om 42 euro te verdienen.
Dan maak ik de vergelijking   8t + 2  = 42

Slide 4 - Slide

Wat is een vergelijking?
Uitleg: 
Vul voor het woord verdiensten 42 euro in.

verdiensten = 8t + 2 wordt dan 42 = 8t + 2
Het is straks makkelijker als we links en rechts omwisselen van plek DUS
Dan maak ik de vergelijking   8t + 2  = 42

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welke vergelijking hoort hierbij?
A
3b = 8
B
3b + 1 = 7
C
3b + 7 = 1
D
b = 7

Slide 7 - Quiz

Welke vergelijking hoort hierbij?
A
3b + 2 = 11
B
2b = 12
C
3b = 8
D
2b + 3 = 11

Slide 8 - Quiz

Balansmethode
Om een vergelijking op te lossen gebruiken we de balansmethode.
De afspraak is om letters links over te houden en getallen rechts van het = teken.
Zo kan je de waarde van 1 letter berekenen.

Slide 9 - Slide

3b + 1 =  10

We halen links 1 gewichtje weg en rechts ook
Dan heb je 3b = 9
Dan deel je door het getal voor de letter, dus delen door 3
Dan heb je b = 3
1 blokje weegt dus 3

Slide 10 - Slide

Los op. Schrijf de antwoorden in je schrift
3b + 12 = 28
3t + 35 = 38
2 + 8t = 274
7b = 42

Slide 11 - Slide

Welke variabelen zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de variabelen in deze formule H = 5 + 3t
A
H en t
B
5 en 3
C
3t
D
H

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de variabelen in de formule?
A = 2500 - 25t

A
A
B
A en t
C
t
D
geen idee

Slide 14 - Quiz

Welk getal in de formule is het stijggetal?
Hoeveelheid = 35 + 5 x aantal minuten
A
35
B
5
C
Hoeveelheid
D
aantal minuten

Slide 15 - Quiz

Is de grafiek die bij de formule hoort een stijgende of een dalende grafiek?
Aantal flesjes = 40 - 6 x aantal weken
A
Stijgend
B
Geen van beide
C
Dalend
D
Ik kan het niet aflezen in de formule

Slide 16 - Quiz

Wat is het daalgetal van de volgende formule:


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 17 - Quiz

Wat is het begingetal van de volgende formule?


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 18 - Quiz

Wat is het begingetal van de volgende formule?


B = 8,5t
A
8,5
B
kun je niet weten
C
1
D
0

Slide 19 - Quiz

Maak van alle onderdelen en bestaande formule
variabele verticale as
Begingetal
r.c.
=
+
x
variabele horizontale as

Slide 20 - Drag question

Wat is het begingetal bij deze grafiek?
A
500
B
0
C
100
D
5

Slide 21 - Quiz

Wat is het daalgetal bij deze grafiek?
A
400
B
100
C
-100
D
-500

Slide 22 - Quiz

Welke formule past bij deze grafiek?
A
b = 25t - 75
B
b = 75 - 25t
C
b = 25 + 75t
D
b = 75 + 25t

Slide 23 - Quiz

3.4: formules maken


Formule maken van een tabel met lineair verband:
  • Kijk welke variabelen er in de tabel staan. 
  • Onderste staat rechts van het = teken,
  • Bovenste staat aan de linkerkant van het = teken.
  • De richtingscoefficient vind je door naar de regelmaat te kijken.
  • Het begingetal vind je door onder de 0 te kijken in de tabel.
  • Vergeet niet bij een letterformule de variabelen te verklaren, zie vb.

Slide 24 - Slide

Maak van alle onderdelen en bestaande formule
variabele onder in de tabel
Begingetal
r.c.
=
+
x
variabele boven in de tabel

Slide 25 - Drag question

Wat is het
begingetal?
A
60
B
40
C
20
D
Dat kan je niet weten!

Slide 26 - Quiz

Maak een formule
bij de tabel

A
prijs = 60 + 20 x tijd
B
prijs = 40 + 20 x tijd
C
tijd = 60 + 20 x tijd
D
tijd = 40 - 20 x tijd

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video