H5 Werkwoordspelling

Oefenen

Werkwoordspelling
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefenen

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


Schema werkwoordspelling

-

uitgelegd in twee minuten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

schema werkwoordspelling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

t ex kofschip

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

'T eX-KoFSCHiP
of SeXy-FoKSCHaaP

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is fout en waarom?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

QUIZ!

Eens zien of jullie de regels goed in jullie hoofd hebben.     

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Als je verstandig bent, (branden TT)je daar je vingers niet aan.
A
brand
B
brant
C
brandt
D
brantd

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (schaatsen).

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

GELEERD?



Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling
Spelling: werkwoordspelling

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Link

This item has no instructions