Lees de samengestelde zinnen hieronder. Schrijf voor elke zin het juiste voegwoord op. (1 pt.)
a. Ik weet nog niet precies wat ik wil gaan doen,
maar / omdat / want ik denk dat ik verpleger word.
b. Het is fijn dat deze school een thuiswerkarme school is, omdat / terwijl / want je dan meer vrije tijd hebt na school.
c. Het is fijn dat er geen bel is, of / omdat / want dat geeft veel rust.
d. De lessen duren 90 minuten, en / of / terwijl in het begin is dat best lang.
e. En / Maar / Of daardoor heb je wel de tijd om al je werk af te maken.