5.3: 1, 2 a en c, 3, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 20, 21, 29
5.4: 1, 2, 7, 8, 9, 10, 13, 15, 21, 25, 26 a en c, 28, 33 (14)
Slide 2 - Slide
verbrandingsdriehoek( 1 ding weghalen--> blussen)
Ontbrandingstemperatuur: (verschilt per stof-> stofeigenschap)
Komt de temperatuur daar boven dan gaat die brandstof branden. Bij blussen met water moet het water eerst verdampen -> de brandstof koelt daardoor af tot onder de ontbrandingstemperatuur
5.1 De drie Brandvoorwaarden:
Blussen= minimaal 1 van deze voorwaarden weghalen
Is de brandstof verdeeld -> zuurstof kan makkelijk overal erbij -> snellere verbranding.
Bij een explosie verbrandt alle brandstof in een keer-> snel ontstaan veel gassen-> schade
Reactieverschijnselen bij snelle verbrandingen zijn het ontstaan van:
warmte
vlammen =brandend gas
soms rook(= gas +vaste deeltjes)
soms vonken(=vaste gloeiende deeltjes)
vaak as (= koolstof,als de brandstof koolstofatomen bevat)
Verbranding: chemische reactie waarbij warmte ontstaat
Slide 4 - Slide
Kenmerken volledige verbranding koolwaterstoffen (=brandstoffen van plantaardige of dierlijke herkomst)
kleurloze of blauwe vlam
brandstof + zuurstof--> koolstofdioxide + water
koolstofdioxide is een broeikasgas . Als dit ontstaat bij het verbranden van fossiele brandstoffen dan ontstaat versterkt broeikaseffect
Als de brandstof ook zwavel bevat ontstaat bij verbranding altijd zwaveldioxide SO2(g)
Slide 5 - Slide
Onvolledige verbranding koolwaterstoffen
oranjeof gele vlam (ontstaat door verbranding roet)
brandstof + zuurstof-> koolstof + koolstofmonoxide + water
koolstofmonoxide (=kolendamp) is een dodelijk gas
koolstofmonoxide is kleur- en geurloos en voorkomt opname van zuurstof -> je stikt zonder dat je het merkt
Slide 6 - Slide
programma 16 mei
10 min nakijken,verbeteren, bespreken (in tussentijd hw controle)
10 min uitleg par 5.2 (= herhaling klas 2)
i "uur" hst 4 of verder met hw maken 5.2: 1, 2, 5, 10, 13, 14, 16, 17, 18, 21, 23
volgende week di: 8.15 i uur hst 3 elektriciteit, in de les toets hst 4
Slide 7 - Slide
5.2 Verwarmen: drie manieren van warmtetransport
Slide 8 - Slide
Warmtetransport via geleiding
in vaste stoffen
bij hogere temperatuur gaan moleculen sneller bewegen -> warmte-energie wordt doorgegeven van molecuul op molecuul
goede geleiders van warmte zijn metalen
slechte geleiders van warmte zijn o.a hout, glas< papier, kunststof maar vooral stilstaande lucht
Slide 9 - Slide
Warmtetransport via stroming
in vloeistoffen en gassen
warme stoffen zetten uit -> de dichtheid wordt kleiner, warme vloei-stoffen en gassen stijgen dus op en de
warmte-energie wordt meegenomen door de moleculen
als de moleculen hun energie kwijtraken wordt de dichtheid weer groter en zakken ze naar beneden.
Slide 10 - Slide
Warmtetransport via straling (zie hst 3)
warmtestraling = infraroodstraling (i.r)
er is geen tussenstof nodig!
lichte en glimmende voorwerpen kaatsen i.r. straling makkelijk terug
donkere en doffe voorwerpen nemen niet alleen i.r. staling makkelijk op (=absorberen) maar absorberen ook alle kleuren licht en zetten dat om in warmte
Slide 11 - Slide
Warmteverlies voorkomen = isoleren
warmte kun je dus ook via die drie manieren verliezen!
om warmteverlies tegen te gaan isoleren we.
een super efficiënte methode is zorgen dat er stilstaande lucht is (b.v. dekbed)
een andere manier is om i.r. straling zoveel mogelijk terug te kaatsen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
programma
theorie 5.3 t/m milieuschade
start hst 6.2 het weer
6.2: lezen en maken (is deels herhaling van hst 1)opgave 1 t/m 3, 9 c, 12, 13
aantal mensen opdr nog niet ingeleverd en/of rubric over jezelf/teammaatje (moet je nog iets inleveren, laat dan in het filmpje en de rubric duidelijk zien met wie je hebt samengewerkt)
Slide 14 - Slide
5.3 brandstof en milieu: natuurlijk broeikaseffect is nodig !
broeikasgassen in de dampkring (b.v. koolstofdioxide) houden een deel van de warmtestraling (i.r.) van de zon vast -> een deel van de i.r. straling blijft hier en voorkomt dat de aarde als het nacht is erg afkoelt
zonder dampkring zijn temperatuurverschillen op aarde te groot om leven te laten ontstaan/voortbestaan!
Slide 15 - Slide
Versterkt broeikaseffect
door verbranding van fossiele brandstoffen een snelle stijging van broeikasgas zoals koolstofdioxide in dampkring waardoor warmte minder wordt uitgestraald naar heelal->
gemiddelde temperatuur stijgt
verandering klimaat: sommige plekken droger andere plekken juist vochtiger
smelten poolijs en stijging waterspiegel
uitsterven dieren en planten
Slide 16 - Slide
Nadelen gebruik fossiele brandstoffen
Bij onvolledige verbranding: ontstaan koolstofmonoxide en roet -> fijnstof en smog (smoke+fog)
Bodemverzakkingen en aardbevingen door fossiele brandstoffen uit bodem halen.
Thermische verontreiniging: lozen van warm koelwater op het oppervlaktewater -> minder zuurstof waardoor vissen en waterdieren sterven.
ontstaan van zwaveldioxide en stikstofoxiden -> luchtverontreiniging + zure regen
zure regen tast gebouwen en planten aan.
Slide 17 - Slide
Broeikaseffect
Zure regen
Stikstofneerslag
ademhalings-problemen
SO2
x
x
x
CO2
x
NOx (o.a.N2O)
x
x
x
x
NH3
x
x
x
CH4
x
Welk gas veroorzaakt welke milieuschade?
Slide 18 - Slide
Duurzame energiebronnen
gaan lang mee en/of kunnen hergebruikt worden
geven zo min mogelijk belasting voor het milieu
Bijvoorbeeld:
biomassa/biogas
stromend water of getijden energie
zonne-energie
windenergie
geothermie(aardwarmte)
kernenergie
Hier is veel discussie over er is geen extra uitstoot van koolstofdioxide, het levert veel energie máár er ontstaat wel radioactiefafval! en je kunt het maar 1 x gebruiken!
-------------
Slide 19 - Slide
Waarom duurzame energie?
Fossiele brandstoffen raken op
Fossiele brandstoffen vervuilen enorm
Aarde warmt op
G20 Afspraak: maximaal 2 graden opwarmen, omschakelen naar duurzame energie.
Slide 20 - Slide
5.4 Energie omzetten
Energie bestaat in verschillende vormen!
b.v licht, warmte, geluid, elektriciteit, beweging en chemische- energie.
chemische E = Energie opgeslagen in moleculen van stoffen.
energie kan worden omgezet in een andere vorm zoals hier: chemische energie-> licht + warmte + geluid
energie gaat nooit verloren =WET VAN BEHOUD VAN ENERGIE
máár: vaak wordt niet alle energie nuttig gebruikt!
e
Slide 21 - Slide
Elektriciteit opwekken
chemische E -> warmte -> beweging-> elektrische E
het stoken van brandstof levert warmte
hiermee wordt water tot stoom verhit
de hete stoom drijft een stoomturbine aan
stoomturbine geeft de beweging door aan de generator die de elektriciteit opwekt
Slide 22 - Slide
bij energie omzettingen is het rendement nooit 100%
De lamp werkt op elektrische energie, dat is de energie die je erin stopt = E totaal. De lamp moet licht geven= nuttige Energie.
Er komt echter ook veel warmte vrij, dat zorgt voor energieverlies.