Les 11 - herhalen en samenvatten

Even oefenen:

Wat betekent first in first out?

1. Producten zo snel mogelijk verkopen
2. Nieuwe producten achteraan in de schappen zetten
3. Nieuwe producten vooraan in de schappen zetten

Wat betekent rente?

1. Geld dat je leent
2. Geld dat je betaald over geleend geld
3. De huurprijs van een pand
4. Het winstbedrag

Waarom heeft een bedrijf risicokosten?

1. Risico dat er producten niet verkocht worden
2. Risico dat producten bederven
3. Risico dat een werknemer een product laat vallen

Wat betekent track en trace?

Wat betekent de besteleenheid

1. Hoe groot de verpakking is
2. Hoe vol de verpakking zit
3. Hoe veel er geleverd wordt

Even oefenen:
De besteleenheid is 4
Je besteld 4 verpakkingen. Hoeveel krijg je geleverd?

Wat betekent een order

1. Bestelling
2. Inkoop
3. Verkoop
4. Verzamelen

Wat is een agrarisch product?

1. Een land en tuinbouw product
2. Een product dat in de fabriek gemaakt wordt

Een afnemer is.....

1. Degene die het product koopt
2. Degene die het product produceert

Wat zullen sorteereisen kunnen zijn?

Noem 3 eisen waarop deze wortels gesorteerd worden

Wat zijn de productie keten van een komkommer?

1. Komkommerteler - veiling - supermarkt - consument
2. Veiling - komkommerteler -consument
3. Komkommerteler - supermarkt -veiling - consument

Aan de slag!

Maak de samenvatting

Haal het werk in wat je gemist hebt

Stel vragen

Bladzijdes die je nodig hebt:

Werkboekje: blz 44 t/m 50 maken

Je kunt stof opzoeken in je lesboek blz 89 t/m 163

Of 

De begrippenlijsten op blz 145,146 en 189