- Met wie:
Verwijzen naar personen.
De klasgenoot met wie ik afgesproken had, is helaas ziek.
- Waarmee (waarvoor, waartegen, ...):
Verwijzen naar dieren of dingen.
Dat is het paard waarvoor ik bang ben.
De bus waarmee we naar Berlijn reisden, was comfortabel.
Dat is de deur waartegen ik gebotst ben.