Les week 3 1

Planning
Opfrissen regels verwijswoorden
Uitleg grammatica & formuleren H4
Aan de slag met grammatica & formuleren H4
Kaartjes schrijven voor Ruben!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning
Opfrissen regels verwijswoorden
Uitleg grammatica & formuleren H4
Aan de slag met grammatica & formuleren H4
Kaartjes schrijven voor Ruben!

Slide 1 - Slide

Vul het juiste verwijswoord in:
Vandaag kan de bevolking de president kiezen die ... wil hebben.
A
hij
B
ze
C
het
D
hen

Slide 2 - Quiz

hij, die, deze, zijn
zijn verwijswoorden voor een...
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 3 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Wat is nu precies de vraag ... we moeten antwoorden?''
A
wat
B
waarmee
C
op wie
D
waarop

Slide 4 - Quiz

Hun of hen?
Ik vraag...... of ze meegaan naar de Albert Heijn.
A
hun
B
hen

Slide 5 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Iets ... te mooi klinkt om waar te zijn, is dat meestal ook.''
A
dat
B
die
C
wat
D
dit

Slide 6 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''De eenzame man had niemand ... hij kon bouwen.''
A
waarop
B
waarmee
C
op wie
D
met wie

Slide 7 - Quiz

Waarom gebruiken we verwijswoorden?
A
Omdat dat leuk is.
B
Omdat mevrouw Meenhuis dat zegt.
C
Omdat er anders veel herhalingen in de tekst voorkomen.

Slide 8 - Quiz

Ik gaf hen/hun gisteren pepernoten en ik gaf aan hen/hun ook een chocoladeletter.
A
hen, hen
B
hen, hun
C
hun, hen
D
hun, hun

Slide 9 - Quiz

Congruentie

  • Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.

  • En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. 

  • Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Het zijn altijd dezelfde jongeren die deze bushokjes vernielen.

Het is altijd dezelfde groep jongeren die deze bushokjes vernielt.

Een kudde schapen loopt in de wei.

Een aantal mensen is het hier niet mee eens.

Slide 10 - Slide

Congruentiefout

  • Noemen wij ook wel incongruentie.
  • Incongruentie betekent niet gelijk/passend.

  • Dat wil zeggen dat het getal (ev/mv) van onderwerp en persoonsvorm niet gelijk zijn.

  • Vaak bij onderwerpen die voor ons gevoel meervoud zijn, maar taalkundig enkelvoud.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld incongruentie
  • Mensen die belangstelling hebben voor de functie worden verzocht hun sollicitaties te richten aan het dagelijks bestuur.

  • Aan mensen die belangstelling hebben voor de functie (meewerkend voorwerp) wordt verzocht hun sollicitaties te richten aan het dagelijks bestuur.

Slide 12 - Slide

Lastig...? voor blauw moet dit zeker kunnen...
  • De voetbalsupporters werden geadviseerd om in de trein te blijven totdat de hekken geplaatst waren.

  • Aan de voetbalsupporters wordt iets geadviseerd.

  • Iets = om in de trein te blijven.

  • Dus: De voetbalsupporters werd geadviseerd om in de trein te blijven todat...

Slide 13 - Slide

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 14 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 16 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 17 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 18 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Maak nu van H4 Grammatica 'Congruentie en Inversie' opdracht 1.
Over tien minuten bespreken we deze. 
Succes!

Slide 20 - Slide

Foutieve inversie
Soms gaat een inversie in de hoofdzin fout = foutieve inversie.

Samengestelde zinnen:
Ik was te laat voor de trein (hz/ OPA) en overnacht ik daarom thuis (hz/ POA). X
Ik was te laat voor de trein (hz/ OPA) en daarom overnacht ik thuis (hz/ APO).
Ik was te laat voor de trein (hz/ OPA) en ik overnacht daarom thuis (hz/ OPA).
Doordat ik te laat was voor de trein (bz/ A), overnacht ik thuis (hz/ PO).


Slide 21 - Slide

Op zondag schijnt de zon (1) en rijden mijn ouders (2) een rondje in de cabrio.
A
1= Inversie
B
1= Foutieve inversie

Slide 22 - Quiz

Kaartjes voor Ruben!

Slide 23 - Slide