dag 5

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Eten.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Eten.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

verbranden
  • door lichamelijke oefeningen energie en vet kwijtraken
  • Je kunt ook papier verbranden
  • Zin: Bij een bosbrand, verbranden alle bomen.
  • Als de pan heet is, verbrand ik mijn handen.

Slide 2 - Slide

het verschil
  • iets waarin een mens of ding anders is dan een ander mens of ding
  • zoek de verschillen
  • Zin: Het verschil tussen ons is groot.
  • Wat is het verschil tussen een appel en een peer?

Slide 3 - Slide

het recept
  • een tekst die uitlegt hoe je bepaald eten moet maken
  • op het recept staat wat je nodig hebt.
  • Zin: Wij gaan volgens het recept lasagne maken.

Slide 4 - Slide

presenteren
  • onder de aandacht brengen van een publiek 
  • wat je hebt gemaakt, laten zien aan anderen
  • Zin: Ik moet mijn werkstuk presenteren, hopelijk krijg ik een goed cijfer.

Slide 5 - Slide

interessant
  • als iets je aandacht trekt of nieuwsgierig maakt
  • iets waar je meer over wilt weten
  • Zin: Dat werk is heel interessant, dat wil ik ook wel doen. 
  • Zin: Wij hopen dat de voorstelling interessant is voor ons.

Slide 6 - Slide

Zoek een foto van een recept.

Slide 7 - Open question

Wat is verbrand???
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De jongen vindt dat meisje geïnteresseerd.
B
Dit onderwerp is interessant.
C
Wij zijn interesse.

Slide 9 - Quiz

Wat betekent presenteren?
A
Iets wat je hebt gemaakt aan anderen laten zien.
B
Iets geheim houden.

Slide 10 - Quiz

Mening:
Zoek 2 foto's van 2 verschillende huizen.

Slide 11 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Slide

Het onderwerp van dit thema is heel erg .....................

Slide 13 - Open question

Dat nieuwe huis is helemaal ................., er is niets meer over.

Slide 14 - Open question

Jullie moeten jullie werkstuk aan de klas ..................

Slide 15 - Open question

Ik heb gisteren heerlijk gekookt, het was ..... ............... van mijn oma.

Slide 16 - Open question

Wat is ..... .................? De ene auto is rood en de andere auto is groen.

Slide 17 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: het recept, interessant, presenteren, het verschil en verbranden

Slide 18 - Slide