W. 2 Kapitel 8: Tierisch gut!

Kapitel 8: Tierisch gut!
1 / 53
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Kapitel 8: Tierisch gut!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Was machen wir heute?
1. Hören 
2. Grammatik
3. Wörter
4. Lesen (reader)
3. PO inleveren 




Lernziel: Je weet waar het hoofdstuk overgaat :)

Slide 9 - Slide

Prüfungen
Week 3: luistertoets (volgende week)
Week 3: PO (volgende week of vandaag)
Week 4: leestoets (over 2 weken)
Week 6/7: proefwerk K. 7 +8 


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hausaufgaben
Hausaufgaben voor 13. Januar: Aufgabe 23, 24 en 25 (Kapitel 7)
Werkwoordenboekje: haben und sein af en met mij delen (via de e-mail).

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

PO Duits
Het filmpje alleen maken.
Maak een filmpje over je woning.
Das hier ist mein Zimmer.
Es gibt ein Bett in meinem Zimmer. Mein Bett steht hier. Es gibt einen Kleiderschrank, eine Lampe und ein Bett in meinem Zimmer . 
Deadline 24 januari
(2 weken)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

S. 112 Plauderecke C
Leren voor je proefwerk. 
timer
1:00

Slide 22 - Slide

S. 92 MischMasch im Tierreich
Teken een verzonnen dier. Geef het ook naam. 
timer
8:00

Slide 23 - Slide

Reader 
Machen tekst 4 
timer
10:00

Slide 24 - Slide

timer
20:00

Slide 25 - Slide

timer
40:00

Slide 26 - Slide

Tierisch gut
Extreem goed!


Slide 27 - Slide

S. 84 Hören Aufgabe 1
Ich frage die Maus

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Stadt
A
Traumhaft
B
spitze
C
pennen
D
Ort

Slide 31 - Quiz

schlafen
A
pennen
B
bankrott
C
spitze
D
Traumhaft

Slide 32 - Quiz

S. 85 Hören Aufgabe 2
Traumberuf Tierpfleger

Kruis het juiste antwoord aan.



Slide 33 - Slide

Fütterungen
A
vliegen
B
voeren
C
verzorgen

Slide 34 - Quiz

Grammatik
11. Persoonlijk voornaamwoord onderstrepen 
2. Regel feesttenten
 Voltooid deelwoord:
GE + STAM + T


timer
10:00

Slide 35 - Slide

S. 85 Wörter Aufgabe 4
Welche Umschreibung passt zu welchem Tier?


Gebruik S. 110

Slide 36 - Slide

ich zische, ich habe keine Pfoten, ich bin lang..
A
Katze
B
Wespe
C
Krokodil
D
Schlange

Slide 37 - Quiz

Ich bin klein und ruhig. Ich bin ganz langsam. ich schwimme gern.. Ich habe mein Haus immer bei mir.
A
Pandabär
B
Lama
C
Schildkröte
D
Pferd

Slide 38 - Quiz

Ich brülle laut. Ich bin ein Raubtier. Ich habe eine lange Mähne
A
Orka
B
Papagei
C
Löwe
D
Tiger

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Slide

S. 86 Lesen Aufgabe 5
5b. übersetzen (vertalen)

Gebruik een online - woordenboek

Fertig? Aufgabe 5 machen

timer
20:00

Slide 41 - Slide

S. 87 Lesen Aufgabe 6
Beantwoord die W- fragen. Kombiniere die Frage mit der richtigen Antwort.

Welke dierennaam komt eruit? 



Slide 42 - Slide

Was ist der Unterschied ziwschen ''Wildtiere und Wild''?
A
Deze dieren hebben niet geleerd om hun eigen voedsel te jagen.
B
Wildtiere zijn wilde dieren zoals beren en lynxen.

Slide 43 - Quiz

S. 58 Grammatik Aufgabe 13
1e naamval: Mannelijk en onzijdig geen e!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
4e naamval: mannelijk eindigt op -en 

timer
7:00

Slide 44 - Slide

S. 71 Schreibecke Aufgabe 33

Schrijf de juiste woorden in de juiste zin.

Zoek eerst de woorden op in de woordenboek. 

Slide 45 - Slide

Werkwoordboekje
Oefenen met de werkwoorden. 

Voor volgende week: 
Zwakke werkwoorden


Slide 46 - Slide

Hoe ging dat ook al weer?
haben und sein 
1. Persoonlijk voornaam woord.
2. Regel feesttenten toepassen.

1. (besuchen) ________________ du Weihnachten deine Großeltern?
2. Was habt ihr Weihnachten (machen)_______________________?
3. Wir (kochen)___________________immer sehr viel.




Slide 47 - Slide

2. Was habt ihr Weihnachten (machen)_______________________?

A
macht
B
gemacht

Slide 48 - Quiz

Franz (schenken)___seinem Vater immer ein Buch.
A
schenken
B
schenkst
C
schenkt

Slide 49 - Quiz

3. Wir (kochen)________immer sehr viel.
A
kocht
B
kochst
C
kochen

Slide 50 - Quiz

Let op!!
2 namen = hele werkwoord
1 naam/ding/dier = vervangen door er/sie/es

Slide 51 - Slide

(Lieben)_______________du Milch?
A
liebt
B
liebst
C
lieben

Slide 52 - Quiz

EF Agenda
Aufgabe 1, 3, 4, 5 en 6 

Werkwoordboekje: 
Aufgabe 4 

















.



Slide 53 - Slide