Les 3 Etiketten

Etiketten
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Vaktheorie bakkerijMBOStudiejaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Etiketten

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 
  • De student weet wanneer etiketten gebruikt moeten worden. 
  • De student weet wat er wettelijk op een etiket vermeld moet worden. 
  • De student kan het belang van etikettering benoemen. 
  • De student kan aangeven wat allergenen zijn.

Slide 2 - Slide

Centraal

Slide 3 - Slide

Naamgeving 
  • De benaming van een levensmiddel maakt duidelijk om wat voor product het gaat. 
  • Er zijn wettelijke "gereserveerde benamingen" Je mag niet termen als "chocolade of roomboter" gebruiken als het er niet inzit of als je ook alternatieve gebruikt.  Besluit meel en bloem, besluit zuivel
  • Je mag geen misleidende namen geven aan product. "Gezonde roomboterkoek". 
  • Verplichte vermelding "met zoetstoffen"

Slide 4 - Slide

Voorbeeld etiket
  • Naam product
  • Ingrediëntenlijst
  • Allergenenlijst
  • Aantal producten / verpakkingseenheid 
  • Houdbaarheid datum 
  • Partijcode 
  • Naam producent
  • Voedingswaarde 
  • Voedselinformatie 

Slide 5 - Slide

Ingrediëntenlijst 
  • Samengestelde producten opsplitsen 
  1. Marsepein - suiker + amandelen 
  2. Bakkersmixen - (opsplitsen naar grondstoffen) 
  • Producten die staan in de naamgeving moeten altijd met percentage worden aangegeven. 
  • Kwid : Kwantitatieve ingrediëntendeclaratie (KWID) is de vermelding van de
    hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten
  • Herkomst van vleesproducten herkenbaar vermelden, bv gehakt is niet voldoende gehakt - runder- of varkensgehakt 
  • Kruiden vermelden (niet de samenstelling) speculaaskruiden hoef je dus niet verder op te splitsen 

Slide 6 - Slide

Ingrediëntenlijst 
  • Ingrediënten benoemen die gebruikt zijn bij de bereiding van het product. 
  • De ingrediënten
    worden genoemd in volgorde van afnemend gewicht.
  • Er zijn specifieke
    regels voor het vermelden van, additieven, aroma’s, samengestelde ingrediënten. (herkomst van additief hoeft niet meer vermeld te worden) 
  • Gebruik de algemene naamgeving. 
  1. Patentbloem - tarwebloem 
  2. Basterdsuiker - suiker

Slide 7 - Slide

Allergenen
  • Glutenbevattende granen: tarwe, rogge, gerst, haver, glucosestroop op basis van tarwe, granen op basis van alcoholische granen (bier, jenever) 
  • schaaldieren
  • Eieren 
  • Vis 
  • Aardnoten (pinda's) 
  • Soja (als het voorkomt in mixen / olie)
  • Melk (lactose) 
  • Noten (amandelen, hazelnoten, walnoten, cashewnoten, paranoten, pistachenoten, macadamianoten etc. 
  • Selderij (selderijzaad)
  • Mosterd
  • Sesamzaad
  • Sulfieten 
  • Lupine 
  • (weekdieren) slakken, inktvissen oester en mosselen

Slide 8 - Slide

Allergenen vermelden is moeilijker dan je denkt 
  • Arachideolie  (pinda's)
  • Stabilisator E422 (met soja) 
  • Vitamine B1 (met melk) 
  • Vermelding kruisbesmetting ("bevat .....) 
  • Herkomst enzymen (tarwe) 
  • Kruiden en specerijenen (selderij of mosterd) 
Vermelding van allergenen kan op verschillende manieren.
HOOFDLETTERS, onderstreping  of apart benoemen

Slide 9 - Slide

Voedingswaardevermelding voor levensmiddelen
  • voedingsstoffen: energie, vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout.
  • Inzicht geven in wat het product is. 
  • Consumenten juist informeren. 
  • Consumenten kunnen vergelijken 
  • Per 100 gram worden vermeld. 
  • Voedingswaarde tabel is een examenopdracht. 

Slide 10 - Slide

Netto hoeveelheid 
  • Op ieder etiket moet een nettohoeveelheid of een andere hoeveelheidsvermelding worden vermeld. 
  • De hoeveelheidsvermelding moet staan in hetzelfde gezichtsveld als de benaming 
  • Percentage alcohol
  • ℮-teken voor gemiddelde hoeveelheid

Slide 11 - Slide

Houdbaarheidsdatum 
  • Uiterste consumptiedatum (“te gebruiken tot”)
zeer bederfelijke levensmiddelen een uiterste 
consumptiedatum moet worden vermeld als deze levensmiddelen een  bewaartemperatuur hebben van maximaal 7⁰ Celsius en enkele dagen houdbaar zijn. (bv slagroomgebak) 
  1. •“te gebruiken tot 6 januari. Bewaren bij maximaal 4⁰ Celsius. Te consumeren
    binnen 2 dagen na aankoop en niet later dan 6 januari”; 

  • Datum van minimale houdbaarheid (“ten minste houdbaar tot
     
    einde”) 
De datum van minimale houdbaarheid is de datum tot waarop het
levensmiddel zijn specifieke eigenschappen behoudt. 
  1.  ten minste houdbaar tot einde: maart 2022

Slide 12 - Slide

Informatie voor de consument
  • Mag je dit product adviseren als iemand biologisch wil eten? 
  • Mag je dit product adviseren als iemand vegetarisch wil eten? 
  • Heeft dit product veel of weinig toegevoegde suikers. 
  • Heeft dit product veel verzadigde vetten?  
  • Kan iemand met een glutenallergie dit product eten. 

Slide 13 - Slide

Centraal

Slide 14 - Slide

Centraal

Slide 15 - Slide

Individueel openen

Slide 16 - Slide

Individueel

Slide 17 - Slide

Op welke producten is etikettering verplicht?
A
Op onverpakte producten
B
Op verse producten
C
Op verpakte producten

Slide 18 - Quiz

Wat is de verplichte volgorde van ingrediënten (grondstoffen)op een etiket?
A
De hoofdgrondstoffen boven in de lijst
B
De droge grondstoffen boven in de lijst
C
De zwaarste grondstof boven in de lijst

Slide 19 - Quiz

Individueel

Slide 20 - Slide

Als er suikers zijn toegevoegd welke niet blijken uit de naam, moet de fabrikant dit wel/niet vermelden in de ingrediëntenlijst.
A
wel
B
niet

Slide 21 - Quiz

Wat betekent "RI"
A
Je dagelijkse bijdrage van voedingsstoffen in 1 portie
B
Je dagelijkse bijdrage van voedingswaarde in 1 portie

Slide 22 - Quiz

Cholestorol verlaging
A
is een "voedingsclaim".
B
is een "gezondheidsclaim".

Slide 23 - Quiz

Individueel

Slide 24 - Slide

De vermelding '---' staat op zeer bederfelijke voedingsmiddelen, zoals verse vis, gehakt, vlees, etc.
A
TGT
B
THT

Slide 25 - Quiz

Individueel

Slide 26 - Slide

Aan welk logo op een etiket kun je zien of het voedsel duurzaam is geproduceerd?
A
OKE
B
KOE
C
OEK
D
EKO

Slide 27 - Quiz

Individueel

Slide 28 - Slide

Hoe worden de stoffen genoemd die een overgevoeligheidsreacties kunnen veroorzaken?
A
Allergaren
B
Voedselintoleranten
C
Allergenen

Slide 29 - Quiz

Wat zijn sulfieten?
A
Verdikkingsmiddelen
B
Bindmiddelen
C
Anti oxideermiddelen
D
Conserveringsmiddelen

Slide 30 - Quiz

Individueel

Slide 31 - Slide

Vlees (gehakt) kan bevroren verkocht worden, maar soms wordt het later ontdooid en vervolgens aan de bakker worden verkocht.

Welke term staat er dan op het etiket?
A
Ontdooid
B
Gekoeld tot 5 graden
C
Bevroren waar
D
Bevroren geweest

Slide 32 - Quiz

Soms worden producten afgesloten bewaard in plastic met een gasmengsel.

Welk gas wordt dan verwijderd?
A
Stikstof
B
Koolzuurgas
C
Zuurstof

Slide 33 - Quiz

Soms staat op het etiket van een grondstof dat het is bestraald.

Bij welke grondstof is dat?
A
Krenten
B
Kruiden
C
Garnalen
D
Rozijnen

Slide 34 - Quiz

Vanaf welke hoeveelheid toegevoegd water moet het vermeld worden op het etiket?

Bij meer dan:
A
5%
B
4%
C
3%
D
2%

Slide 35 - Quiz

Individueel

Slide 36 - Slide