H26 Modaliteit

H26 Modaliteit
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H26 Modaliteit

Slide 1 - Slide

Wat is modaliteit?

Slide 2 - Open question

Modaliteit
= houding die je als spreker/schrijver aanneemt tegenover wat je zegt

Slide 3 - Slide

Welke soorten modaliteit bestaan er?

Slide 4 - Open question

Soorten modaliteit
Wensmodaliteit -> welke soorten
Gevoelsmodaliteit
Werkelijkheidsmodaliteit --> welke soorten?

Slide 5 - Slide

Soorten modaliteit
Wensmodaliteit: hoop/wens/verlangen dat wat je zegt zal gebeuren (bevel - toestemming - gebod - verbod)
Gevoelsmodaliteit: drukt gevoel t.o.v. inhoud uit
Werkelijkheidsmodaliteit --> welke soorten?
  • zekerheid
  • onzekerheid
  • niet-werkelijkheid

Slide 6 - Slide

Ik hoop dat jullie dit begrijpen!
A
Wensmodaliteit
B
Gevoelsmodaliteit
C
Werkelijkheidsmodaliteit

Slide 7 - Quiz

Ik hoop dat jullie dit begrijpen! --> Welk woord drukt de modaliteit uit?

Slide 8 - Open question

Dan zul je van deze vijf films sowieso genieten.
A
Wensmodaliteit
B
Gevoelsmodaliteit
C
Werkelijkheidsmodaliteit

Slide 9 - Quiz

Dan zul je van deze vijf films sowieso genieten.--> Welk woord drukt de modaliteit uit?

Slide 10 - Open question

Op mijn blog vind je gelukkig een archief bestaande uit meer dan duizend blogposts.
A
Wensmodaliteit
B
Gevoelsmodaliteit
C
Werkelijkheidsmodaliteit

Slide 11 - Quiz

Op mijn blog vind je gelukkig een archief bestaande uit meer dan duizend blogposts.

Slide 12 - Open question

Ze zullen allicht iets minder uitgebreid zijn.
A
Wensmodaliteit
B
Gevoelsmodaliteit
C
Werkelijkheidsmodaliteit

Slide 13 - Quiz

Ze zullen allicht iets minder uitgebreid zijn.
--> Soort werkelijkheidsmodaliteit?
A
Niet-werkelijkheid
B
Zekerheid
C
Onzekerheid

Slide 14 - Quiz

Pff, ik mis dit konijn zo.
A
Wensmodaliteit
B
Gevoelsmodaliteit
C
Werkelijkheidsmodaliteit

Slide 15 - Quiz

Was ik maar vroeger gaan slapen!
A
Niet-werkelijkheid
B
Zekerheid
C
Onzekerheid

Slide 16 - Quiz

Oefeningen
HB p. 323

Slide 17 - Slide

Middelen van modaliteit
  • Lichaamstaal, intonatie, toonhoogte, volume
  • Modale hulpwerkwoorden
  • Modale bijwoorden:
  • Tussenwerpsels 
  • Leestekens, nadruktekens en lay-out
  • Tijd van het werkwoord
  • Werkwoorden die hoop, verlangen, vermoeden en twijfel uitdrukken

Slide 18 - Slide

Middelen van modaliteit
  • Lichaamstaal, intonatie, toonhoogte, volume
  • Modale hulpwerkwoorden: kunnen, schijnen, willen,...
  • Modale bijwoorden: misschien, waarschijnlijk, sowieso, gelukkig
  • Tussenwerpsels: och ja, helaas, pff

Slide 19 - Slide

Middelen van modaliteit
  • Leestekens, nadruktekens en lay-out: DOE HET! Natúúrlijk
  • Tijd van het werkwoord: Was hij maar groot, Kon hij dat maar
  • Werkwoorden die hoop, verlangen, vermoeden en twijfel uitdrukken: hopen, betwijfelen, willen, ...

Slide 20 - Slide

Hij is een kat die schijnbaar niet van natte pootjes houdt.
A
Modale hulpwerkwoord
B
Tussenwerpsel
C
Tijd van het werkwoord
D
Modaal bijwoord

Slide 21 - Quiz

Ach ja, ik besloot hem een kans te geven.
A
Modaal hulpwerkwoord
B
Tussenwerpsel
C
Tijd van het werkwoord
D
Modaal bijwoord

Slide 22 - Quiz

Het had gekund.

A
Modaal hulpwerkwoord
B
Tussenwerpsel
C
Tijd van het werkwoord
D
Modaal bijwoord

Slide 23 - Quiz

Modaliteit zelf gebruiken
Zet dit om naar een werkelijkheidsmodaliteit - onzekerheid
Gebruik zoveel mogelijk verschillende middelen van modaliteit.

Slide 24 - Slide

Modaliteit zelf gebruiken
Schrijf een argument uit voor een van de volgende stellingen en gebruik daarbij verschillende vormen van modaliteit:
  • Scholen moeten later beginnen.
  • Scholen mogen alleen vegetarisch eten serveren.
  • Alcohol mag slechts vanaf 18 jaar gedronken worden.

Slide 25 - Slide

Bijvoorbeeld
Scholen moeten later beginnen. Als dit gebeurt gaan er sowieso minder leerlingen te laat komen. Ik betreur het dat ik 's ochtends een deel van de les moet missen omdat mijn bus te laat was.

Slide 26 - Slide

Middelen van modaliteit

Slide 27 - Slide

De zon schijnt vandaag.
  • De zon zou kunnen schijnen vandaag.
  • De zon schijnt sowieso vandaag.
  • Pff, de zon schijnt vandaag.
  • De zon schijnt wééral vandaag!
  • Had de zon maar geschenen vandaag.
  • Ik hoop dat de zon schijnt vandaag.
  • --> Schrijf modaliteit + woordsoort op voor elke zin.

Slide 28 - Slide

De zon schijnt vandaag.
  • De zon zou kunnen schijnen vandaag.
  • De zon schijnt sowieso vandaag.
  • Pff, de zon schijnt vandaag.
  • De zon schijnt wééral vandaag.
  • Had de zon maar geschenen vandaag.
  • Ik hoop dat de zon schijnt vandaag.
  • --> Schrijf modaliteit + woordsoort op voor elke zin.

Slide 29 - Slide

Middelen van modaliteit
  • Modale hulpwerkwoorden: schijnen, kunnen, willen
  • Modale bijwoorden: misschien, gelukkig, absoluut
  • Tussenwerpsels: pff, ach, helaas
  • Leestekens, nadruktekens en lay-out in geschreven taal:                               bv. doe het <-> DOE HET!
  • Tijd van het werkwoord: Was hij maar op tijd geweest.
  • Werkwoorden die hoop, verlangen, vermoeden of twijfel uitdrukken: hopen, betwijfelen, etc.

Slide 30 - Slide

HB p. 326

Slide 31 - Slide