This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Herhaling economie H8
Slide 1 - Slide
Ronald is directeur van een Nederlandse cilinderslotenfabriek. Hij exporteert naar alle landen van de Europese Unie. De landen van de Europese Unie hebben met elkaar afspraken gemaakt over open grenzen. Dit betekent dat er vrij verkeer is tussen de landen.
Noteer welke drie afspraken hierover zijn gemaakt.
Slide 2 - Open question
Het Deense bedrijf Danland Foods exporteert steeds meer verse roomkaas naar Nederland. Bedrijven in Nederland verwerken deze kaas en exporteren dit eindproduct.
Noteer hoe een economie met veel import en export wordt genoemd.
A
Open economie
B
Gesloten economie
Slide 3 - Quiz
Hebben invoerrechten invloed op de ruilvoet van een land? Leg je antwoord uit.
Slide 4 - Open question
Het instellen van een maximum voor een aantal te importeren goederen
Rechtstreekse hulp van een ander land aan een ontwikkelingsland
De verhouding tussen het prijspeil van exportproducten en importproducten van een land
De hoeveelheid producten die je kunt kopen van je geld
Kleine geldlening tegen gunstige voorwaarden
Contingentering
Koopkracht
Microkrediet
Bilaterale hulp
Ruilvoet
Slide 5 - Drag question
Waar of niet waar: Het inkomen dat door de Verenigde Staten wordt gezien als een absoluut minimum om van te leven omschrijft de armoedegrens.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Een Nederlandse importeur koopt in India 1.000 waterflessen. In India kost waterflessen 0,49 cent per stuk. De prijs van waterflessen uit India wordt in de Europese Unie verhoogd met 14% invoerrechten. Bereken hoeveel invoerrechten de Nederlandse importeur moet betalen bij import van deze partij waterflessen. Noteer je berekening.
Slide 7 - Open question
Stel, Oostenrijk leent € 20 miljoen van de Nederlandse regering. De lening moet in 20 jaar worden afgelost, elk jaar hetzelfde bedrag. Het rentepercentage is 1,5% per jaar.
Bereken het bedrag aan rente en aflossing dat de regering van Oostenrijk een jaar na het sluiten van de lening moet betalen. Noteer je berekening.
Slide 8 - Open question
In welke sector werkt een land veel als het een ontwikkelingsland is?
A
industriële sector
B
landbouw sector
C
diensten en producten
Slide 9 - Quiz
1
2
3
4
5
6
De bedrijven investeren meer
De bedrijven verkopen meer
De consumptie stijgt
De koopkracht stijgt
De productie stijgt
Er is meer werk
Slide 10 - Drag question
Zet bovenstaande prijs uit het jaar 2000 om in een indexcijfer met als basisjaar 1990. Rond af op één decimaal.
jaar
1990
1995
2000
2005
2010
2015
euro's
14.500
16.000
18.000
20.500
22.000
25.000
Slide 11 - Open question
Dian woont in Oeganda, dat is een ontwikkelingsland. Zij verkoopt schilderijtjes. Het liefst verkoopt zij mozaïek kunstwerken, maar geen klant wil haar mozaïeken kunstwerk. Verklaar waarom niemand dit wil kopen.
Slide 12 - Open question
Wat is een voorbeeld van het doorbreken van de vicieuze cirkel bij een monocultuur
A
goede oogst, goede prijs, geld voor nieuwe gewassen
B
slechte oogst, weinig verkochte producten, geen geld voor nieuwe gewassen