7.9: sterke en zwakke werkwoorden

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:


-laptop (dicht)
-leesboek
timer
3:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:


-laptop (dicht)
-leesboek
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1. Stillezen
2. Les doel van vandaag
3. Instructie
4. Samen beginnen quiz LessonUp
5. Online opdrachten maken
6. Afsluiting les 

Slide 2 - Slide

timer
15:00
Pak je leesboek voor je!

Slide 3 - Slide

Lesdoel


Ik kan sterke en zwakke werkwoorden gebruiken en herkennen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Inloggen LessonUp
Via google:
LessonUp inloggen

--> aanmelden met code.

Slide 7 - Slide

Is het werkwoord sterk of zwak?
kloppen
bedenken
reizen
koken
slapen
verhuizen
vastmaken
vertellen
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden

Slide 8 - Drag question

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 9 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lopen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 10 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'werken'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 11 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lezen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 12 - Quiz


Blijft de klank van -geven- in de verleden tijd hetzelfde?
A
Ja, het is een zwak werkwoord
B
Nee, het is een sterk werkwoord

Slide 13 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 14 - Drag question

Aan de slag
Je gaat naar somtoday/leermiddelen/Nederlands/
Cursus 7 Spelling
Paragraaf 9 Sterke en zwakke werkwoorden

Je maakt opdracht 1 t/m 5 (online)
Je mag samenwerken, zacht overleggen.
Klaar? Je werkt verder met paragraaf 10!

timer
20:00

Slide 15 - Slide

Afsluiting van de les
Wat heb ik geleerd?
Wat kan ik vertellen over sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 16 - Slide