Les 34 - 1HN - Maandag 4 Maa.

Les 34 - 1HN
Cursus 7 - Spelling

Leesboek uitlezen

DOME
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 34 - 1HN
Cursus 7 - Spelling

Leesboek uitlezen

DOME

Slide 1 - Slide

Planning
1. Lezen
2. Journaal
3. Cursus 7 - Spelling
4. Zelfstandig werken
5. PAUZE
6. Zelfstandig werken
7. Spelvorm
8. Afsluiting

Slide 2 - Slide

Wij lezen in stilte
,zodat wij ons boek afkrijgen!



Klaar? Spellingoefenen.nl > Werkwoorden

timer
10:00

Slide 3 - Slide

NIEUWS VAN DE DAG


https://jeugdjournaal.nl

Slide 4 - Slide

Woensdag - Toetsing boek

Slide 5 - Slide

Eindopdracht leesboek
1. Vier algemene vragen over je leesboek (op papier)
2. Het schrijven van een recensie (online)

Slide 6 - Slide

Wat staat er in een recensie?

Slide 7 - Slide

Waar hebben we het
de vorige week over
gehad?

Slide 8 - Mind map

Cursus 7

Slide 9 - Slide

Wat was de persoonsvorm
ook alweer?

Slide 10 - Mind map

Persoonsvorm
-Werkwoord uit de zin
-Verbonden met het onderwerp
HOE TE VINDEN?
-Vraagzin
-Zin in andere tijd zetten

Lieke rent naar de bus terwijl ze haar kaartje vasthoudt.

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde

Rent Lieke naar de bus terwijl ze haar kaartje vasthoudt?

Lieke rent naar de bus terwijl ze haar kaartje vasthoudt.

Slide 12 - Slide

§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Hoe maak je de persoonsvorm ev.?
Staat er ik voor of achter de persoonsvorm? Schrijf de ik-vorm:
– ik laad, laad ik; ik bof, bof ik.

Staat er jij achter de persoonsvorm of je waarvan je jij kunt maken? Schrijf de ik-vorm:
– laad jij/je; bof jij/je. Maar: Laadt (jouw) vader zijn aanhangwagen?

In alle andere gevallen in het enkelvoud schrijf je: ik-vorm + t
– jij laadt, hij laadt, zij laadt, laadt de bezorger?; jij boft, hij boft, zij boft, boft je zus?

In het meervoud schrijf je het hele werkwoord:
– wij laden, jullie laden, zij laden; wij boffen, jullie boffen, zij boffen.



Slide 16 - Slide

§9 sterke en zwakke werkwoorden

Wat is het verschil?

Slide 17 - Slide

§9 - Sterke en zwakke werkwoorden
Sterk
>Eigen vorm
>Geen regels
Lopen, zoeken, zijn
Zwak
> 'T Kofschip
Rennen, luisteren, praten

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Maken
Cursus 7 - Spelling

§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd
§9 - Sterke en zwakke werkwoorden


Klaar? Spellingoefenen.nl > Werkwoorden


timer
10:00

Slide 20 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Maken
Cursus 7 - Spelling

§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd
§9 - Sterke en zwakke werkwoorden

Klaar? Spellingoefenen.nl > Werkwoorden
of spellingplein > werkwoorden

timer
10:00

Slide 22 - Slide

§10 - Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

-Gebruik 't K(o)fsch(i)p
>Belangrijk: o & i doen niet mee (klinkers)
>Ezelsbruggetje

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wanneer gebruik ik +dde(n) of +tte(n)?

Kan alleen als de laatste letter van de stam ook eindigt op een d of t.
WEL
Ik antwoordde > Antwoord = stam
NIET
Ik speeldde > Speel = stam

Slide 26 - Slide

Maken
Cursus 7 - Spelling
§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd
§9 - Sterke en zwakke werkwoorden
§10 - Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden


Klaar? Spellingoefenen.nl > Werkwoorden


timer
8:00

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Einde van de les

HUISWERK:



§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd
§9 - Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 29 - Slide