Grammar Review Unit 3 H

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Review Unit 3 

What do you remember and what do you need to review before the test?

Unit 3 topics

3.1 Relative pronouns: who/whose/whom/which/where/when/that/*

3.2 Passive

3.3 / 3.5 Future

3.4 Can/Could/Be able to

 

Hoe lastig vind je onderdeel 3.1 Relative Pronouns op een schaal van 0-100?

0100

Hoe lastig vind je onderdeel 3.2 Passive?

0100

Hoe lastig vind je onderdeel 3.3/3.5 Future?

0100

Hoe lastig vind je onderdeel 3.4 can/could/be able to?

0100

Quizvragen

Sleep de pronoun naar de juiste omschrijving

bij personen

bij dingen

niet na een komma gebruiken

Bezit van een persoon

who/whom

which

that

whose

Wanneer mag je who/which/that weglaten?

Who: weglaten of niet?
They arrested the man who sold me that fake Pokemon card

1. ja
2. nee

That: weglaten of niet?
Here is the "Red TV" vinyl that my mom got me for my birthday!

1. ja
2. nee

That: weglaten of niet?
Here is the "Red TV" vinyl that my mom got me for my birthday!

1. ja
2. nee

Review: Relative pronouns

In de bijzin refereren aan een woord uit de hoofdzin:

who - personen

which - dingen

whose - bezit van een persoon

that - personen of dingen als er GEEN komma staat (bijzin kan niet weggelaten worden)

weglaten who/which/that - als het GEEN onderwerp is in de bijzin

where - plaats

when - tijd (wanneer / toen)

whom - persoon na een voorzetsel zoals to, for, by

I really love the song (that/which) my mother taught me. (niet zomaar een liedje maar het liedje dat je moeder je geleerd heeft)

The music that/which was played at my uncle's wedding still makes me emotional. (die specifieke muziek)

Wanneer is het onderwerp in de bijzin?

The man (who) I saw was very tall 

"I" is onderwerp in de bijzin, dus who mag weggelaten worden.

I tried not to laugh at the girl who fell flat on her face.

"Who" is onderwerp in de bijzin, dus mag niet weggelaten worden.

Quizvragen

Fill in the correct form:
Most cotton ... in China (produce)

Fill in the correct form:
When ... your bike ... ?(steal)

Fill in the correct form:
... the bills ... yet? (send)

Which of these forms is the present continuous passive?

1. is scanning
2. is being scanned
3. will be scanned
4. is going to be scanned

Which of these forms is the future simple passive?

1. is made
2. is being made
3. will be made
4. will have been made

Review: Passive aspect 

Active: 

1. make
2. made
3. is making
4. was making
5. has made
6. will make
7. can't make 

Tense:

1.  present simple
2.  past simple
3.  present continuous
4.  past continuous
5.  present perfect
6.  future simple
7.  modal

Active aspect: 

1. make
2. made
3. is making
4. was making
5. has made
6. will make
7. can't make 

Passive aspect:

[to be] + made

1. is made
2. was made
3. is being made
4. was being made
5. has been made
6. will be made
7. can't be made

Let op! Instinkers...

Nederlands - Engels

wordt gemaakt - is made

werd gemaakt - was made

is gemaakt - has been made

(was gemaakt - had been made)

Quizvragen

Sleep de future vormen van minst (1) naar meest (3) zeker. Let op, er is 1 sleepdoel waar 2 antwoorden bij horen!

1

2

3

Will / Shall + hele werkwoord

pres. continuous

pres. simple

to be + going to + hele werwoord

Hoe vorm je de future simple (belofte, voorspelling, geen bewijs, spontaan besluit)?

Welke vorm van de future gebruik je om aan te geven wat iemand van plan is? Of als er bewijs voor is?

Welke vorm van de future gebruik je als iets gebeurt volgens een schema of vaste afspraak?

Welke vorm van de future gebruik je als iets gaat gebeuren dat al gepland is?

Shall of will?
... I open the window?

1. Shall
2. Will
3. Maakt niet uit

Shall of will?
... he succesfully complete the test?

1. Shall
2. Will
3. Maakt niet uit

Shall of will?
... we take a detour and get some ice cream?

1. Shall
2. Will
3. Maakt niet uit

Review: Future tense

4 ways to talk about the future

1. I will call you soon, promise! (future simple) Spontaan voorstel, voorspelling, geen bewijs
2. Watch out! That car is going to hit you! (to be + going to + hele werkwoord) Iemand is iets van plan, er is bewijs dat het gaat gebeuren
3. The film starts at seven tonight. (present simple) Iets gebeurt op rooster / schema / afspraak
4. We are having a party this Sunday (present continuous) Iets is gepland, je bent al aan het voorbereiden

Let op!

In de praktijk overlappen "to be going to" en "present continuous" voor de future vaak in gebruik:

We are going to go see grandma this weekend / We are seeing grandma this weekend

Quizvragen

Sleep de vorm naar de juiste omschrijving

Kunnen (present simple)

Kon/konden (past simple)

Kunnen/kon/konden + alle andere tijden

Can

Could

Be able to

Kies de juiste vorm
He (kon niet slapen) yesterday.

1. can't sleep
2. wasn't able to sleep
3. couldn't sleep
4. hasn't been able to sleep

Kies de juiste vorm
He (kan niet slapen) since the baby arrived.

1. can't sleep
2. wasn't able to sleep
3. couldn't sleep
4. hasn't been able to sleep

Kies de juiste vorm
He (kan niet slapen) when he is on holiday.

1. can't sleep
2. wasn't able to sleep
3. couldn't sleep
4. hasn't been able to sleep

Review: can/could/be able to

can

Tegenwoordige tijd (present simple)

Mogelijkheid - I can go to Spain by car or by plane

In staat zijn - I can sing very well

Toegestaan zijn - I can go out on the weekend

Ontkenning:  can't (cannot!)

could

Verleden tijd (past simple)

Mogelijkheid - I could go to Spain if I had enough money

In staat zijn - I could already swim when I was only three years old 

Toegestaan zijn - I could go out on the weekend if I asked nicely

Zou kunnen - Could I please use your pen?

Ontkenning:  couldn't (could not)

be able to

In staat zijn (can, maar dan bij alle andere tijden dan de present simple)

pres. simple: I am able to (klinkt formeler dan I can)

past simple: I was able to (klinkt formeler dan I could)

pres. perfect: I have been able to

future: I will be able to

met modals: I should be able to / I might be able to / etc.

Ontkenning:  am/is/are/etc. not able to 

Welk onderdeel moet je nog beter bestuderen? Kies er 1.

3.1 Rel. pronouns

3.2 Passive

3.3 / 3.5 Future

3.4 can/could/be able to

geen enkele

Study tips:

• Use the online exercises Ms Gueli shared with you via email before the break.
• Use the digital workbook to get immediate feedback on exercises and to retake exercises.