module 11 basisstof 4

module 11
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

module 11

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

intro
bekijk de video van het klokhuis.
(klik op de link)

Slide 3 - Slide

leerdoelen.
-Je leert het verschil tussen een gesloten en een een open bloedsomloop. 
- je leert het verschil tussen een enkelvoudige en dubbele bloedsomloop.
- je leert de bouw en functie van de verschillende bloedvaten.
- je leert de namen van de bloedvaten.

Slide 4 - Slide

bloed.
een volwassen mens heeft ongeveer 4 a 5 liter bloed in zich.

bloed bestaat voor 55% uit bloedplasma en voor 45% uit andere bestanddelen

Slide 5 - Slide

samenstelling bloed

Slide 6 - Slide

bloedplasma
het bestaat voor 91% uit water.

voor 7 % uit plasma eiwitten. Deze eiwitten helpen bij de bloedstolling (hard worden bloed)

voor 2% uit opgeloste stoffen. Denk hierbij aan zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen

Slide 7 - Slide

rode bloedcellen
zijn rond van vorm met een klein deukje in het midden. Ze hebben geen celkern. 

rode bloedcellen vervoeren zuurstof.

hemoglobine zit in rode bloedcellen en hiermee bindt zuurstof zich makkelijk aan de rode bloedcel.

Slide 8 - Slide

witte bloedcellen
hebben wel een celkern. 
ze zijn zeer "flexibel" van vorm zodat ze buiten de bloedvaten kunnne komen.

witte bloedcellen dode ziektemakers. ze gaan hierbij zelf dood.
pus en etter zijn dode witte bloedcellen.

Slide 9 - Slide

witte bloedcellen "eten" de ziekteverwerker op als een soort pacman en gaat daarna zelf dood.

Slide 10 - Slide

bloedplaatjes
bloedplaatjes zijn een soort propjes met armen.

De bloedplaatjes zorgen voor de bloedstolling.


als er in een bloedvat een gat zit vormen de bloedplaatjes een soort net over het gat. na een tijdje worden ze hard en houden ze de andere bloedcellen tegen. denk aan korstjes.


Slide 11 - Slide

bloedvatenstelsel
het bloefvatenstelsel bestaat uit het hart en alle bloedvaten.

de weg die het bloed aflegt noemen we de bloedsomloop

het bloed blijft in het lichaam dus we hebben een gesloten bloedsomloop

Slide 12 - Slide

dubbele bloedsomloop
als we de bloedsomloop bekijken in ons lichaam en 1 bloedcel volgen komt deze 2 keer door het hart.

We spreken van een dubbele bloedsomloop.

Slide 13 - Slide

kleine bloedsomloop
de rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen.
 vanaf de longen gaat het bloed weer naar het hart en komt in de linkerhelft terecht

doel: zuurstof ophalen bij de longen en koolstofdioxide afgeven

kleine bloedsomloop: rechterhelft hart-longen-linkerhelft hart

Slide 14 - Slide

grote bloedsomloop
de linkerhelft van het hart pompt het bloed naar het hele lichaam. vanuit het lichaam komt het bloed weer in de rechterhelft van het hart.

doel: zuurstof afgeven aan de cellen van het lichaam en koolstofdioxide opnemen.

grote bloedsomloop: linkerhelft hart-cellen in het lichaam-rechterhelft hart

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Lymfe en weefselvloeistof

Slide 18 - Slide

leren:
betekenis van alle gekleurde woorden in de tekst + namen van de bloedvaten

maken:
opdr. 42, 43, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 51

Slide 19 - Slide

pantoffeldiertje
ook het pantoffeldiertje heeft een celmembraam en een celkern. dit is ook een eencellige dier.

aan de buitenkant van het pantoffeldiertje zitten trilharen. Deze trillen door de vloeistof heen en zo beweegt hij.

Slide 20 - Slide

Waar bestaat het bloedvatenstelsel uit?
A
hart
B
bloedvaten
C
hart en slagaders
D
hart en bloedvaten

Slide 21 - Quiz

in een vis wordt zuurstof vervoerd door
A
tracheeën
B
bloedvaten
C
hart en tracheeën
D
hart en bloedvaten

Slide 22 - Quiz

Witte bloedcellen blijven alleen binnen de bloedvaten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Welke bloedvaten hebben de dikste wand?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 24 - Quiz

Deze bloedvaten hebben kleppen
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders

Slide 25 - Quiz

Deze bloedvaten zijn meestal zuurstof arm
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders

Slide 26 - Quiz

Hoe heet het vloeibare deel van je bloed in de bloedvaten
A
weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
lymfe

Slide 27 - Quiz

Lymfe stroomt sneller dan bloed
A
waar
B
niet waar
C
soms

Slide 28 - Quiz