8.3 Glucose als Grondstof

1.4 Glucose als grondstof


Leerdoel:
Je kunt de assimilatie bij planten beschrijven
8.3 Glucose als grondstof
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.4 Glucose als grondstof


Leerdoel:
Je kunt de assimilatie bij planten beschrijven
8.3 Glucose als grondstof

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
8.3.1 Je kunt beschrijven onder welke omstandigheden fotosynthese en verbranding plaatsvinden.
8.3.2 Je kunt aangeven welke stoffen een plant kan maken uit de grondstof glucose en wat de functies zijn van deze stoffen.

Slide 2 - Slide

Energierijke en energiearme stoffen
De stoffen waaruit organismen bestaan, zijn in twee groepen te verdelen
• energierijke stoffen
• energiearme stoffen
Energierijke stoffen zijn gevormd door dieren of planten. Voorbeelden van energierijke stoffen zijn eiwitten, koolhydraten en vetten.
Energiearme stoffen komen voor in de levenloze natuur (rotsen, water, lucht). Voorbeelden van energiearme stoffen zijn koolstofdioxide, mineralen en water.
Organismen kunnen energiearme stoffen opnemen in hun lichaam. Planten nemen bijvoorbeeld koolstofdioxide op uit de lucht en mineralen uit de bodem.
Een groot deel van ons voedsel bestaat uit energierijke stoffen die afkomstig zijn van planten. Deze stoffen leveren ons energie.

Slide 3 - Slide

Fotosynthese

Slide 4 - Slide

Fotosynthese en verbranding
Bij fotosynthese zet een plant koolstofdioxide en water om in glucose en zuurstof. Glucose bevat veel energie. Van glucose en mineralen maakt een plant de energierijke stoffen waaruit hij bestaat. Ook gebruikt de plant overdag en ’s nachts glucose als brandstof. Bij de verbranding komt energie vrij uit glucose.


Voor verbranding is zuurstof nodig. Overdag (in het licht) ontstaat bij de fotosynthese meestal meer zuurstof dan de plant nodig heeft voor de verbranding. De zuurstof die over is, wordt afgegeven aan de lucht. Dit gebeurt vooral via huidmondjes.
’s Nachts (in het donker) vindt in een plant alleen verbranding plaats. In het donker verbruikt een plant zuurstof en geeft hij koolstofdioxide af aan de lucht.

Slide 5 - Slide

Fotosynthese en verbranding
Overdag ontstaat in de bladeren meestal meer glucose dan bij de verbranding wordt verbruikt. De glucose die niet direct wordt verbrand, wordt omgezet in zetmeel. Het zetmeel wordt tijdelijk opgeslagen in de bladeren.
’s Nachts wordt het zetmeel in de bladeren omgezet in suiker. De suiker wordt (opgelost in water) via de bastvaten vervoerd naar de andere delen van de plant. Daar kan de suiker weer worden omgezet in zetmeel of andere energierijke stoffen.

Slide 6 - Slide

Glucose omzetten
Planten kunnen andere stoffen omzetten in energierijke stoffen, dit wordt assimilatie genoemd. Van glucose kan een plant





maken. 

De stoffen die de plant maakt worden door de plant zelf gebruikt als bouwstof, brandstof of reservestof. 
  • Koolhydraten:
  • Eiwitten
of
  • Vetten

Slide 7 - Slide

Koolhydraten
Van Glucose kan de plant suikers maken. Suikers lossen op in water, en kunnen door de bastvaten overal naar toe in de plant. 
Zetmeel, wordt tijdelijk opgeslagen in de bladeren of langere tijd in verdikte plantendelen zoals wortels en uien (knollen en bollen) als reservestof
Cellulose, komt voor in de celwanden van planten. Van Cellulose worden verschillende producten gemaakt (katoen, vlas voor touwen en papier)

Slide 8 - Slide

Eiwitten
Zit in het cytoplasma van de cellen en in de chromosomen. Het zijn bouwstoffen voor de plant. Een plant kan eiwitten opslaan in zaden en peulvruchten. 
Soja bijvoorbeeld heeft veel eiwitten, wordt vaak gebruikt als vleesvervanger en voor veevoer. 
Veel vitaminen zijn eiwitten.

Slide 9 - Slide

Vetten
Wordt voornamelijk opgeslagen in de zaden als rservestof.
Bijvoorbeeld pinda's, of zonnebloempitten (wordt zonnebloemolie van gemaakt), olijfolie, enz. 

Slide 10 - Slide


Fotosynthese en Assimilatie zijn de basis van het leven op aarde waarbij voedsel en zuurstof onstaat.

Slide 11 - Slide

De functie van assimilatieproducten
De stoffen die bij assimilatie onstaat worden gebruikt als brandstoffen (in alle cellen vind verbranding plaats), bouwstoffen (een plant moet groeien) en reservestoffen (zaden, bollen en knollen) 
                 
                       

Slide 12 - Slide

Schrijf het volgende op een papier en plak boven je bed/computer/ op de wc/op je telefoon/boven de tv..


Koolstofdioxide + water + zonlicht = 
glucose + zuurstof

Slide 13 - Slide

Aan het werk! Biologie
Wat? 8.3 Glucose als grondstof- opdrachten 1 t/m 13


Klaar? Begin met je samenvatting!

timer
1:00

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

bij dit proces komt energie vrij
A
fotosynthese
B
verbranding

Slide 16 - Quiz

Voor fotosynthese is zonlicht nodig?
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

verbranding of fotosynthese?

glucose+zuurstof-> energie+koolstofdioxide+water
A
fotosynthese
B
verbranding

Slide 18 - Quiz

Vindt in gras fotosynthese plaats?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

's nachts doen planten aan fotosynthese
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Hoe zou je de verbranding van glucose kunnen opschrijven?
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water

Slide 21 - Drag question

Waarom is fotosynthese zo belangrijk voor andere organismen?
A
Door de fotosynthese wordt zuurstof verbruikt.
B
Door de fotosynthese komt er nieuwe energie vrij.
C
Door de fotosynthese komt er telkens nieuw voedsel op aarde.
D
Door fotosynthese wordt CO2 gemaakt

Slide 22 - Quiz

Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
A
Bij de fotosynthese ontstaat alleen glucose.
B
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en koolstofdioxide.
C
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof.
D
Bij de fotosynthese ontstaan water, koolstofdioxide en glucose.

Slide 23 - Quiz

Welke plant doet er niet aan fotosynthese?
A
Gras
B
Algen
C
Mos
D
Alle antwoorden doen aan fotosynthese

Slide 24 - Quiz

Wat is noodzakelijk voor fotosynthese?
A
lucht
B
warmte
C
licht
D
ze zijn allemaal nodig

Slide 25 - Quiz

Verbrandingsreactie van verbranding in elke cel van het lichaam:


.......1........ + zuurstof ==> ……………2………….. + …………3…….……….. + …………4…………
(verbrandingsproducten)

A
1: water 4: energie
B
1: koolstofdioxide 4: water
C
1: glucose 4: energie
D
1: glucose 2: water

Slide 26 - Quiz